Monkwise

columns verhalen fotografie

Werkvloer 20

| Geen reacties

 

De mens is in de kern nog altijd een wild dier. Voor hij geschikt is op te treden in het circus van beschaving en economie, moet een uitgebreid programma van waarden en normen worden gevolgd. Dit proces neemt tijd. Algemeen is het systeem van de worst en de stok: beloning en straf. Zo wordt het leven een milde gevangenis voor hen die moeite hebben te deugen. Terugval ligt altijd op de loer. Menig dompteur heeft zich verkeken op het dier dat door de brandende hoepel moet springen.

Twintig jaren opvoeding en schoolbanken laten onverlet dat ik alleen meedoe in tijd die ik als het ware verhuur. Elke werkkring heb ik ervaren als een noodzakelijk kwaad, niet als een uitdaging om te groeien en te bloeien. Ik heb meer geleerd uit bezigheden die ik uit mezelf begon dan in het dwangbuis van loonarbeid.
Uniek ben ik allesbehalve. Ik ken meer mensen die hun eigen voorwaarden hanteren waar hun bazen denken vrijelijk hun gang te gaan met het hen beschikbaar gestelde menselijk materiaal, in de vorm van schema’s, statistische taartpunten, formaties, functies, urenstaten en beoordelingsformulieren, plus gedoseerde porties peptalk, leuke groepsactiviteiten, bijeenkomsten om neuzen dezelfde kant op te krijgen, sigaren uit eigen doos en andere prikkels. Het vak van leidinggevende wordt schromelijk onderschat. Slechts weinigen zijn in staat het beste uit mensen te halen. Een gering percentage ervaart de voldoening van wat dit in termen van menselijkheid betekent. Veel chefs zijn onkundige strebers, gedreven door een overmaat aan ambitie en energie.

De baas staat bij een collega van de Staf. Het gesprek gaat over stijlen van leidinggeven. De baas luistert maar half, dit zie ik scherp vanaf de zijlijn. Hij heeft al een oordeel klaar en wacht ongeduldig tot de ander is uitgesproken. Om beter te kunnen meeluisteren, schuif ik achteloos in hun richting, kopje koffie in de hand.
Je moet wat vaker je tanden laten zien.
De baas kijkt in de diepte van zijn eigen universum.
Af en toe gewoon doordrukken. Uiteindelijk accepteren ze je gezag. Juist omdat je doordrukt.
Ik sta nu vlakbij, dichterbij dan ik van plan was. Ik kijk de baas plotseling recht in zijn gezicht. Ik moet wel iets vragen of zeggen.
Je haalt gezag en macht door elkaar.
Vaak heb ik over dit onderwerp nagedacht. Het lijkt alsof het voorliggende scenario precies voor mij is geschreven. Baas noch collega reageren onmiddellijk. Mijn inmenging komt uit de lucht vallen.
Macht wordt bepaald door positie. Gezag is iets dat je bij anderen moet verdienen. Elke dag opnieuw.
Zonder weerwoord af te wachten, schuif ik weer weg. Ik kan wel schreeuwen van plezier. Dat heb ik even mooi gezegd. Vooral de toevoeging elke dag opnieuw bevalt me uitstekend.

De baas kan het onmogelijk weten, maar mijn opmerking is onbewust een wrang commentaar op mijn eigen gedrag. Al dagen loop ik rond met een baksteen in mijn maag, een blok lood in mijn hart. Kort voor de sinterklaasviering heb ik mijn vriendin gezegd hoe de vork in de steel zit, wat ik voel voor de collega. Haar te informeren is geen daad van ethiek of hoogwaardige moraal, maar van mijn knellende onvermogen met de tweespalt in mijn gevoel om te gaan. De reactie van mijn vriendin is even bewonderenswaardig als hartverscheurend. Natuurlijk draait het uit op tranen en onverdiend ongeluk. Ik voltrek een ramp en ik doe niets om het tegen te houden.

Wat je in maanden en jaren opbouwt, wordt in minuten afgebroken. Een half uur later is mijn vriendin vertrokken, staat ze ergens doodongelukkig te wachten op een tram, kan ze nauwelijks bevatten wat er is gebeurd. Kwam er iemand op mij toestappen om mij voor straf dood te schieten, ik zou me niet verweren.
De geschenken die we voor elkaar hebben gekocht, zijn zinloos en verdwijnen in de vuilbak. Immers, het maakt minder uit wat je krijgt dan van wie. Het zijn met recht de Donkere Dagen voor de Kerst. Mijn vriendin toont veerkracht. Het komt zover, dat we met een paar van haar familieleden een etentje hebben bij mij thuis. Zweepslagen zou ik moeten krijgen, in plaats van medium gebraden rosbief.

Mijn minnares verkeert in vergelijkbare omstandigheden. Zij stelt de fatale mededelingen uit tot na de feestdagen. Rond Sinterklaas gaat ze met haar man naar Londen. De tickets voor vliegtuig en hotel zijn maanden geleden ingekocht. In Engeland zal zij als een zombie rondlopen, verscheurd tussen opwinding, verliefdheid en mededogen om niet te zeggen medelijden. Zij weet op dat moment al dat de vlag aan mijn huis halfstok hangt. Er een grens is gepasseerd, een brand grijpt onbeheersbaar om zich heen.

Tot de kerst zijn we gewoon op kantoor en wisselen slechts een blik of een woord in het voorbijgaan. Niemand op het bureau mag weten wat er gaande is. Het gaat niemand iets aan en tegelijk is de werksituatie onderdeel van de stroom gebeurtenissen in onze privésfeer.
Thuis zeg ik tegen de poes: werk maakt meer kapot dan je lief is.

Ik leef van uur naar uur, soms van minuut naar minuut. Ik zou mijn vriendin willen troosten en eeuwige trouw willen zweren. Gewoon omdat zij mijn verraad niet verdient. Argumenten, bedoeld om te relativeren en een deel van de oorzaken tot de gang van zaken bij haar te leggen, wijs ik af. Ik wil er gewoon niet over nadenken. Haar ongeluk is mijn schuld en daarmee uit.
Even later komt mijn nieuwe geliefde langs. Het zijn momenten van de hemel op aarde en tegelijk van zwarte onzekerheid.

Op het werk vindt de jaarwisseling plaats in soberheid. Er is wel kerstversiering opgehangen, maar deze lijkt de naargeestige ongeschiktheid van de kantine alleen maar te benadrukken. De baas houdt een toespraak. Ik zie dat hij nauwelijks zijn best doet. Hij babbelt maar wat omdat het moet. We klinken en drinken. Na een uurtje vertrek ik, fiets door de stad, stap een muziekwinkel binnen en koop een verkeerde LP.
Het nieuwe jaar begint onverminderd in mineur. Verwarring, schuldbesef, twijfel, verliefdheid, behoefte aan harde humor, de schijnbare leegte van de toekomst en een onverzadigbare honger naar seks drukken gezond verstand en compassie naar de achtergrond. Mijn vlam doet thuis wat ik vlak voor Sinterklaas deed: schepen in brand steken. Haar man schopt haar de straat op en zij overnacht bij haar ouders die evenmin blij mee zijn met de situatie. Mijn telefoon rinkelt te pas en te onpas. Wanneer ik opneem, is daar niemand. Ik weet wie niemand is en heb wel enig begrip voor zijn rancune. Dat een paar dagen later een zijruit van mijn auto is beschadigd, verandert hieraan weinig. Toch moet ik hem niet betrappen, want dan komt het tot klappen.

Een onverwacht effect van de emotionele chaos is, dat mijn benauwdheid over werk en baas aan kracht verliezen. In zekere zin functioneer ik beter dan tevoren. Wat de baas vindt of denkt, is nog nauwelijks onderwerp van zorg of ergernis. Welke gesprekken hij voert met het hoofdkantoor en of ik nog in de boeken voorkom, zal me een zorg zijn.

In de stad raast een storm. Halve schoorstenen komen omlaag, bomen kapseizen, fietsers gaan onderuit. Autobussen noch trams wagen zich op straat. Mijn vriendin belt vanaf een lege halte: ze komt van de tandarts en kan niet naar huis. Ik haal haar op met de auto en breng haar thuis. Doodongelukkig is zij. Als ik wilde, kon alles nog goed komen. Ik houd van haar en haar verdriet verscheurt me. Tegelijk ben ik meedogenloos en ga niet in op haar pogingen mij te heroveren. Te lang heb ik mij eenzaam gevoeld in onze relatie. Of misschien is het nog erger: omdat ik mijn vriendin beter ken dan mijn minnares, ga ik ervan uit dat zij de ramp beter aankan en belast ik haar zwaarder. En anders zijn het hormonale aanvallen die mij drijven, mij veranderen in een wild dier zonder rede.

Het besluit op te stappen, is in laatste instantie een opwelling waaraan ik gehoorzaam. Ineens is het gedaan. Ik zit achter mijn bureau. Het is vroeg in de middag. Op kantoor is het rustig. Ik ben moe en leeg. Ik overzie de papieren voor mijn neus, het toetsenbord en het beeldscherm. De lettertekens zijn groen.
Ik kom overeind, raap een paar geringe bezittingen bijeen en stop deze in mijn tas. Mijn vroegere kamergenoot is erbij. Ik zie hem kijken en zeg: ik ga naar huis en ik kom voorlopig niet terug. De collega knikt en zwijgt. Aan mijn aankondiging valt niets toe te voegen en is niets te veranderen. Ik trek mijn jas aan, pak de tas en loop de werkkamer uit, de gang door, trap af, voordeur uit en ik sta in de buitenlucht. Ik ben vergeten waar mijn auto staat en moet de hele straat aflopen, eerst heen en dan terug, tot weer vlakbij het kantoor. Thuis sluit ik de deur en ga op bed liggen. Later moet ik overgeven. Nog een uur verder sta ik bij de sigarenboer en koop mijn oude merk sigaretten. Het is jaren geleden dat ik stopte met roken.

Monk

13 juni 2012

(foto: Monk)

 

 

Print Friendly, PDF & Email

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.