Monkwise

columns verhalen fotografie

Armstrong

| Geen reacties

Je zal maar een sportieve jongen zijn van een jaar of zestien, met een van opwinding kloppend hart op je nieuwe racefiets. Lance Armstrong, de man die jaar in jaar uit de Tour de France won, is je grote voorbeeld. Een man die alles voor zijn sport heeft gedaan: een stalen discipline, uitgekiende maaltijden, rekenmeester en strateeg, voorzien van het beste materiaal en omgeven door de opofferingsgezinde hulptroepen. De man die kanker overwon! Misschien niet de Vrolijke Frans van het wielercircus, maar een beest op de fiets en winnen deed Armstrong als geen ander. Zelfs Eddy Merckx, Hinault en Indurain moeten het afleggen tegen de palmares van de Amerikaan.
Een Nederlandse held is moeilijker te vinden. Michael Boogerd leek even wat te worden, net als Erik Dekker, maar voor echte Hollandse cracks ben je met zestien jaar te jong. Raas en Kneteman zijn geschiedenis, Zoetemelk is een legende die mogelijk niet eens heeft bestaan. In de Tour eindigde hij zes keer in de schaduw van de winnaar. De vaderlandse renners van vandaag hebben nog weinig laten zien: Geesink en Baukema zijn namen uit het peloton van de grote rondes.

De kranten koppen met de neergang van Armstrong: doping. Het werd altijd al gedacht of voorzichtig gefluisterd, maar niet in de buurt van de man zelf. Tien jaar later wordt hij alsnog gejudast door zijn vroegere maats die zelf gebruikten. Zeven keer hebben we met z’n allen naar de triomf gekeken van de Amerikaan die, naar nu is (vast)gesteld, met geraffineerde bloeddoping de anderen tot buigen dwong. Geen held, maar een fraudeur. Ernstige schade aan de wielersport is een feit.

Ad hoc nieuwe winnaars aanwijzen voor de overwinningen die Armstrong nu moet inleveren, is zinloos en ondoenlijk. Het zijn goeddeels namen die ooit zelf op doping zijn betrapt. Alsnog worden aangewezen de Tour te hebben gewonnen, is bovendien als mosterd na de maaltijd. Het enige moment dat ertoe doet immers, is waarop je na de koers tot winnaar wordt uitgeroepen, het podium op mag, je toe laat juichen, door miljoenen op de tv wordt gezien, de sponsors zich voor je hoteldeur verdringen, de meiden massaal met je naar bed willen, je verschijning alle deuren opent en de beste tafel in het beste restaurant is gegarandeerd: the winner takes it all.
Stel, je heet Ullrich en je wordt alsnog tot Tourwinnaar voor de jaren 2000, 2001 en 2003 benoemd. In deze jaren was je namelijk de nummer twee, achter Armstrong. Wat koop je daar voor? De overhandiging van het oudbakken gouden eremetaal smaakt als een bord brinta op een plastik tafeltje in een snackbar. Ullrich was trouwens zelf een dopeling en heeft dus geen recht op het goud.
Ik ben om een andere reden tegen het benoemen van winnaars achteraf. Het doet geen recht aan de schade die de gebruikers van verboden middelen toebrengen aan hun sport. Gaten in ranglijsten vormen een blijvend zichtbare aansporing om wangedrag voortaan achterwege te laten.

Toen ik zestien jaar was, fietste ik veel, maar had geen racefiets. Ik mocht blij zijn met de zelfverdiende Juncker herenfiets van twintig kilo, zonder versnellingen of handremmen en dat was ik ook. Op de radio volgde ik de verrichtingen van Jan Janssen. Geregeld zag ik over de polderwegen onze lokale held Eddy V. racen, de man die tevens mijn kapper was. Als hij een koers won, kreeg hij honderd gulden of een doos met 6 flessen wijn. Een schamele beloning hield hem niet van de fiets.
Soms kreeg ik, op weg van school naar huis, een bevlieging en probeerde uit alle macht de trappers rond te malen, denkbeeldige tegenstanders vermorzelend, een zelf vastgestelde finish als eerste bereikend om daarna uit te hijgen en zonder verdere inspanning van het dijkpad te rollen tot aan de deur van mijn ouderlijk huis.

Naar de Tour blijf ik kijken. Het is een wonderschoon gezicht. Ook van nabij heb ik een paar keer gezien hoe de mannen zich afbeulen en zelfs na een serieuze val weer voortgaan. Dat is voor mij genoeg.
Ik heb allang aanvaard dat winnen betrekkelijk is en het niet kan stellen zonder vele anderen die verliezen. Je weet, dat elke vorm van topsport onderhevig is aan doping, leugens en vuile opzetjes. De ene keer gaat het om geld, de andere keer om de eer van de natie: in de voormalige DDR was doping een geheim staatsprogramma. Van de voetballerij zullen we in de toekomst nog sensationele berichten vernemen, waarin Chinese goksyndicaten een voorname rol spelen.

De kern van de sport zou het plezier moeten zijn, de sensaties en voldoening die je ondergaat als deelnemer, als winnaar en als publiek. De echte doping in de sport is het maniakale mediacircus, de ziekelijke medaillehonger van het volk, het grote geld, de mentaliteit dat alleen winnen er toe doet. Om dit te veranderen, is nog wel even werk aan de winkel.

Monk
26 augustus 2012

(foto: Monk)

Print Friendly, PDF & Email

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.