Monkwise

columns verhalen fotografie

Harmelen

| Geen reacties

Maandag 8 januari 1962. De sneltrein Utrecht – Rotterdam heeft vertraging en rijdt sneller dan normaal om de achterstand in te halen. In dichte mist en met meer dan 100 km per uur dendert de zware locomotief door een fout verkeerslicht en ramt frontaal de stoptrein Rotterdam – Amsterdam.
De sneltrein heeft 900 mensen aan boord, de stoptrein 180. Er zijn uiteindelijk 93 doden en 70 gewonden. De ravage is enorm, het land in rep en roer.

Het is meer dan een halve eeuw geleden. Op de plek van het grootste spoorwegongeluk ooit in ons land staat nu een fly-over. Er is ook een monument, dat pas een jaar geleden werd geplaatst. Voor slachtoffers noch hulpverleners bestond nazorg van enige betekenis: je onderging een ramp en dat was het dan. Mij verbaast het niet. Ik denk nog altijd op de manier van destijds en verwacht niets anders mocht ik in een dergelijk scenario belanden.

Vanmorgen keek ik uit het raam en het leek of ik ineens terug was in die dag. Voor u zich van alles in het hoofd haalt: ik was daar niet en ik ben er naderhand nooit geweest. Niemand die ik kende, was erbij betrokken. Harmelen was een naam die niet eens in onze atlas voorkwam.

Het zal aan het weer liggen dat mijn herinnering toeslaat. Net als vandaag was 8 januari 1962 kil en grijs. Daarginder hing toen zelfs mist, maar hiervan staat mij niets bij. Ik woonde er minstens honderd kilometer vandaan, dus misschien was het weer bij ons helder. Wel herinner ik mij de nieuwslezer, die sprak van tientallen doden. Ik ben dan al terug van school en de ramp is vele uren oud.
Later bekijk ik de zwart-wit foto’s in Het Parool: in elkaar geschoven treinstellen, puin en brokstukken overal. Ik herinner mij een man die een sigaret staat te roken.
Wij hebben geen tv (er bestaat maar 1 net), maar wel radio. Mijn ouders volgen het nieuws op de voet. Zij voelen zich betrokken, al komen ze nauwelijks buiten de deur en kennen niemand uit de trein. Het is een nationale ramp en dat volstaat om betrokken te zijn. Later zie ik een filmpje, met de stem erachter van Philip Bloemendaal. Misschien gebeurt dit op school, of anders bij buren op de tv, in het programma De Verrekijker, als aanloop naar Swiebertje.

Januari 1962. Ik woon aan de polderdijk. Het is winter. Ik ga juist weer na school, de kerstvakantie is voorbij. Ik denk dat we korte tijd hebben geschaatst op de sloten rond het erf, want de kerstdagen waren behoorlijk koud.
Ik heb mijn rapport meegekregen van school. Het is als altijd goed. Er staan 4 x een 8 en 1 x een 9, geen onvoldoendes. Ik zit in de 4e klas en wordt over twee maanden 10 jaar. Voor de klas staat een onderwijzer die mij een keer heeft geslagen.

De vooravond van kerstmis zijn we als gezin naar de kerk geweest. Hier heb ik een boekje gekregen, getiteld Jan woont in Suriname. In het boek is een sticker geplakt met de voorgedrukte tekst Ere zij God in den hoge! Vermoedelijk vind ik het verhaal tamelijk zouteloos, want ik lees gewoonlijk pockets van Pietje Bell en Commissaris Achterberg. Ik ben 9 jaar en de kerk loopt al achter de feiten aan.

Wat is het voor een tijd? Mijn vader heeft een akkerbouw bedrijf. Hij zal spruiten hebben geplukt in januari. Als ze tenminste niet kapot zijn gevroren. Of anders sorteerde hij aardappelen in de schuur. We bezitten pas de helft van het achter het huis liggende land. Ik zeg we, want het bezit van mijn ouders voelt aan als dat van mezelf. Dat mijn moeder soms tegen mij snauwt het stront van de kat is nog niet van jou, doet hieraan niets af. Er staat nog geen vorstvrije stenen schuur, maar een simpele boet van het sloophout dat uit een neergehaalde boerderij is gekomen. Van deze sloop hangt jarenlang een foto in de hal van het huis. Er zal vocht bij komen en de foto gaat uiteindelijk verloren.
Mijn vader koopt dat jaar een nieuwe brommer, een groene Sparta. Het moment staat me goed bij. We verdringen ons in de aanbouw om de machine te bewonderen. Ik herinner me trouwens ook het moment waarop ik mijn kuitbeen aan de uitlaat brandt.

Ik heb het nagekeken: mijn club Ajax speelde niet op zondag 7 januari. De voorgaande wedstrijd is afgehandeld op 17 december, in Limburg tegen Roda JC, dat staat voor Juliana Combinatie en niet voor Jezus Christus, zoals een losse werkman veronderstelt. De man is communist en heeft de pest aan katholieken. Tijdens de Cuba crisis van hetzelfde jaar hoor ik hierover meer. De werkman denkt dat de Russen komen. Mijn vader heeft zin hem weg te sturen, maar het werk moet worden gedaan.

Een dag uit het verleden. Een herinnering, bijna een confrontatie. Ik raak het verleden aan, maar kan het niet vasthouden. Invulling ervan met harde gegevens uit die dagen haalt niets uit. Sterker, ze lijken de boel eerder te bederven. Het moment is er een van herkenning, van kortsluiting als het ware. Heel even ben ik terug in die tijd, voel ik de vreemde spanning die het vernemen van het ongeluk bij me teweeg brengt. Het is ingebed in andere herinneringen die diffuser zijn, grijs als de dag zelf. Misschien ben ik een beetje ontdaan door de grafstem op de radio of de vreemde betrokkenheid van mijn ouders. Ik zal wel ontsnapt zijn door op het erf met mijn voetbal te spelen, te prutsen aan mijn fiets, de afgedankte kerstboom te verslepen door de tuin, mijn verzamelingen uit te stallen op de tafel in de woonkamer. Kleine gebeurtenissen en feiten dicteren terugkeer naar de orde van de dag. De lijmpot is leeg en ik heb verzuimd een nieuwe te vragen van sinterklaas. Van de tube Velpon moet ik afblijven. Een schermutseling op school met een klasgenoot draait uit op een kapotte broek. Lichte motregen dreint tegen de ramen als ik opdracht krijg de dagelijkse melk bij de buren te halen. Geuren van gekookte rode bieten en aardappelen slaan uit de keuken. Ik moet aan tafel komen. Tijdens het eten staat de radio aan met nieuwe berichten over de treinramp. Ik luister, of misschien niet. Ik denk aan het plaatje van een luciferdoosje dat ik naast het gasstel heb zien liggen. Dit moet en zal ik in bezit krijgen.

Zo gaat het met mensen. Welk tragisch bericht ook binnenvalt, altijd ontstaat er een afleiding die de aandacht weg trekt. En anders drijft een gedachte uit zichzelf weg, lost een herinnering op in het niets.
Vandaag heeft voortgaan met schrijven geen zin meer. Het moment is weg.

Monk
8 januari 2013
(foto: Monk)

Print Friendly, PDF & Email

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.