Monkwise

columns verhalen fotografie

Moederdag

| Geen reacties

Lang geleden woonde ik bij een mevrouw in huis. Hier zal ik haar Moeder noemen. Ze is onderhand stokoud en loopt een beetje krom maar niet zonder snelheid.

Onlangs was ik bij haar om de tuin rond het vrijstaande huis op te knappen. Oude struiken en planten hadden de winter niet overleefd en moesten worden vervangen. Geen eenvoudig werkje, want de aarde in de border is in veertig jaar niet verwend met enige compost en daarom steenhard.

Ik reed haar naar een middelgroot tuincentrum in de buurt. Hier kocht zij planten en struiken in. Ik schonk opzettelijk weinig aandacht aan het treuzelen, maar hield wel de aangroeiende hoeveelheid aankopen in de gaten: mijn auto heeft bescheiden mogelijkheden. Een loodzware magnolia kreeg ik slechts met grote moeite op de achterbank, waarbij ik mijn rug pijnlijk verdraaide. Voor een dergelijke futiliteit mist Moeder ieder oog. Zij heeft een doel en is verder blind en doof.

Een paar dagen later zette ik mij aan het feitelijke werk. Het plaatsen van de magnolia stuitte op de wortels van een eerder afgezaagd boompje. Nu ben ik niet voor één gat te vangen en had van eigen huis een scherpe bijl meegebracht om de ondergrondse weerstand te breken. Het was warm weer en dus tankte ik geregeld vocht bij uit zelf meegebrachte flessen water. Moeder denkt hier niet of bij hoge uitzondering aan. Haar naar drinken vragen, is het laatste wat ik van plan ben. Ik vraag nooit iets.

Denk niet dat Moeder zich afzijdig houdt en rustig een krantje leest achter de luxaflex die haar van de buitenwereld scheiden. Ze komt vaak en intensief kijken, alsof andermans arbeid haar op een of andere manier behaagt. Het is evenwel vooral dat zij een onstuitbare drang heeft om alles in de gaten te houden. Ze kan niet anders.
Heb je zelf een bijl meegebracht?
Het was haar niet ontgaan.
In de garage ligt er toch ook een?
Inderdaad. In huis ligt van alles uit een vorige eeuw.
Ik gebruik alleen eigen gereedschap.
Een sobere mededeling, maar met een onderbouw. Ik weet wat er gebeurt als ik oude troep uit haar garage verniel: dan wordt mij dit aangerekend en moet ik het nog jarenlang horen, zelfs als ik uit eigen zak een nieuw stuk gereedschap voor haar zou kopen. Nog kort geleden was dit het lot van een al te optimistische tuinman die voor het vervangen van het gazon was ingehuurd. Hij vernielde een spade van Moeder en kon naar de winkel met zijn eigen spaarvarken.

Dit kan ik de buurman niet vragen.
Moeder keek hoe ik het wortelgestel van de vorige boom boven de grond haalde. Buurman is een werklustige en aardige man. Veel aardiger dan ik ooit zal worden. Hij doet veel voor anderen, maar stelt bepaalde grenzen.
Die man is weliswaar tussen de koeien opgegroeid, maar opgeleid voor kantoorwerk.
Altijd opnieuw verbijstert Moeder mij door haar onbarmhartige opmerkingen. Dat ik zelf meer dan dertig jaren in kantoren heb doorgebracht, speelt voor haar geen rol.
Ik wist niet dat je daar voor opgeleid kunt worden, antwoordde ik vilein, wat is er mis gegaan met die man?
Bijna alles wat tussen ons wordt gezegd, heeft een gelaagde betekenis die buitenstaanders meestal ontgaat.

Toen het werk gedaan was en ik naar huis wilde, stond Moeder in de weg.
Wat?! Maar we zijn nog lang niet klaar! Er moeten nog meer planten komen en vóór in de tuin…
Met groeiende tegenzin voelde ik oude ressentimenten opkomen. Zo ging het vroeger al, toen ik nog bij Moeder woonde. Nooit was je klaar. Alles lag in haar handen en je eraan onttrekken gold als een misdrijf, een vorm van sabotage die je werd aangerekend en nagedragen.
Onbeschoft zijn is soms de enige weg om Moeder in de hand te houden.
Het is me te warm. Ik zweet me een ongeluk.
Zal ik dan iets te drinken pakken? Als de nood aan de man is, blijkt de limonade nabij.
Dat is goed, maar naar huis ga ik toch. Ik kom een andere keer wel voor de rest.
Zo ging ik de deur uit, met het aangeprate gevoel tekort te zijn geschoten en een glas ranja.

In de auto dacht ik na. Over vroeger natuurlijk en hoe ik ook toen al aan die verdomde last minute opdrachten probeerde te ontkomen. Maar ook over andere kwesties. Zoals dat ik ongaarne buiten haar aanwezigheid in huis vertoef. Zelfs in de woonkamer verblijven terwijl zij in de keuken koffie inschenkt, roept spanning op. Ik voel haar nervositeit dwars doorheen de keukendeur.
Moeder kan niet verdragen dat er iets bestaat waarop zij geen greep heeft. Onderzoek naar haar geestelijke gesteldheid zou ongetwijfeld een ziektebeeld opleveren, een psychiatrisch te duiden afwijking. Als kind heb je hiervan geen idee. Dan is er slechts angst en woede, omgezet in slimme achterbaksheid teneinde eraan te ontsnappen.

Denk niet dat ik raaskal, of dat mijn gedachten waarschijnlijk duiden op mijn eigen paranoia. Eerder ben ik mild en bereid te vergeten. Voor de gelegenheid zal ik een voorbeeld geven van de wijze waarop Moeder al meer dan tachtig jaar door het leven marcheert. De geschiedenis is niet oudbakken, maar kakelvers. Tegelijk is ze van alle tijden die het met Moeder moesten stellen. Ik heb het uit een betrouwbare bron die natuurlijk geheim moet blijven.

De geschiedenis gaat over de werkster van Moeder. Een aardige vrouw, midden 40. Ik heb haar wel eens gezien en gesproken toen ik een keer onaangekondigd langskwam. Deze werkster is abrupt opgestapt en komt niet weerom. Voortaan mag Moeder zelf de vensterbanken soppen en wanneer ze haar vinger over de ijskast trekt om te controleren of het stof daar is weggenomen, kan zij alleen zichzelf aanspreken.

Op een dag miste Moeder een broche. Overal zoeken natuurlijk, maar niets gevonden. Met name de slaapkamer werd doorgelicht, meer precies de kasten die er staan. Wanneer Moeder vroeger boodschappen ging doen, draaide zij deze op slot en stak de sleutel bij zich, maar dit terzijde.
Moeders ijverige brein reconstrueerde de laatst bekende gang van zaken: wie, waar, wat en wanneer. Ervan overtuigd dat de broche in de slaapkamer moest zijn (en hier niet meer was) kwam zij tot de conclusie dat iemand moest hebben toegeslagen. Maar wie?

Op de diplomatieke wijze Moeder eigen had ze bij de eerstvolgende gelegenheid de werkster aangesproken.
Mijn broche is verdwenen uit de slaapkamer en er is maar één persoon die daar buiten mij is geweest.
Alleen al de formulering overtuigde mij dat hier de waarheid werd gesproken. Het is Moeder ten voeten uit.
De werkster ontkende met klem.
Ik kom nooit in kasten, tenzij mij dit uitdrukkelijk wordt gevraagd.
In plaats van meteen op te stappen, ging zij aangeslagen aan het werk en betrad hierbij de gewraakte slaapkamer van Moeder. Tegen haar gewoonte in opende zij kasten en laden om te zoeken.
Zij herkende bepaalde kledingstukken van Moeder en onderzocht deze: geen broche. Ze leegde een lade met andere sieraden met als overweging dat Moeder in haar stress mogelijk niet goed had gekeken. Ook hier: niets.
Na werktijd vertrok zij, om thuis huilend op de bank neer te vallen. Ze sliep een week slecht, besprak de kwestie met haar man en nam het besluit voortaan weg te blijven.

Zij vertelde over haar ervaringen aan de eigenaresse van een ander werkhuis: dat van de dominee. Ook hier werkt zij al jaren. Domineesvrouw beschouwt de werkster als een vriendin. Verontwaardigd besloot zij Moeder een bezoek te brengen, teneinde haar eens de oren te wassen.
Moeder luisterde, want de Kerk is haar alles. Zij ging nog eens heel goed zoeken in de kasten en warempel: daar kwam de broche tevoorschijn. Het kleinood prijkte op een kledingstuk dat voor een speciale gelegenheid was gedragen. Moeder was dit glad vergeten. Ouderdom komt met gebreken. Graag had ik dit ene moment meegemaakt.
In plaats van de telefoon te pakken, ging zij naar de winkel om een bos bloemen te laten bezorgen, vergezeld van een briefje met iets van een verontschuldiging: Als u wilt, mag u natuurlijk terugkomen…
Nu zit Moeder zonder werkster en met een beschadigd blazoen dat, o ellendig toeval, ook nog uit eerste hand bekend raakte bij uitgerekend de echtgenote van dominee, gastvrouw van het Huis Gods.

Je kunt erom lachen. Het is stof voor een plattelands roman waarin ook een manke knecht voorkomt en een winkeldochter die zwanger raakt van de huisarts. Lachen is verreweg het beste. Maar ergens onderweg vergaat is mij de lust vergaan.
Waar het om gaat, is te onderkennen dat deze giftige denkwijze langzamerhand mijn denken is binnengedruppeld.
Toen ik het verhaal hoorde, begreep ik bijvoorbeeld meteen dat de werkster het zoeken in de slaapkamer beter achterwege had kunnen laten. Want stel, dat zij de broche hier had gevonden en dit had gemeld. Was Moeder dan opgelucht geweest, beschaamd bovendien over haar verdenkingen? Niets daarvan. Moeder zou hebben gedacht dat de werkster de broche bij zich had gedragen en uit angst voor gevolgen voorwendde het sieraad alsnog te hebben gevonden.
Kunt u het nog volgen? In dat geval: Welkom in het gekkenhuis dat mij tot woonstede heeft gediend.

Zo nu en dan help ik Moeder met dingen die zij graag wil maar niet meer zelf kan. Ik zei al: mijn karakter is in de kern zachtaardig en vergevingsgezind. Welke toekomst heeft de mensheid wanneer iedereen elkaar laat vallen, al is het met een gegronde reden?
Binnenkort is het Moederdag. U zult mij niet met bloemen voor iemands deur aantreffen. Dat dan weer niet.

Monk
8 mei 2013
(foto: Monk)

Print Friendly, PDF & Email

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.