Monkwise

columns verhalen fotografie

Auto Liefde Roest Niet, deel VI (Sonia)

| Geen reacties

Ik werk bij Alfa Romeo klinkt alsof het daar beter is dan bij Renault of Seat. Het valt te bezien of dit klopt, maar geeft wel aan of je trots bent op wat je doet en voor wie.

Het is 1979 en ik prostitueer me voor kantoorwerk waar ik eigenlijk moet studeren of iets anders doen dat zin heeft.
Als ik de eerste morgen arriveer bij het moderne gebouw van de Italiaanse autofabrikant, is er dadelijk een misverstand. Er blijkt namelijk nog een uitzendkracht te zijn ingehuurd, een jongeman die net als ik deze morgen voor het eerst zijn opwachting maakt.

Ik ben op tijd. Ik ben altijd op tijd. Wanneer mijn contactpersoon na een kwartier arriveert, brengt hij me naar het kantoor van de chef die met nog drie anderen aan een vergadertafel zit. Het is maandag en tijd voor krijgsraad. De chef geeft me zonder belangstelling een hand, staat op en zegt: Volg me maar even naar het magazijn.
Verwonderd blijf ik staan, want ik ben voor het verplaatsen van papier gekomen, niet om met uitlaten en versnellingsbakken te sjouwen. Achteraf beschouwd had dit laatste werk mij overigens meer aangesproken.

We begeven ons naar de kantoortuin. De tweede uitzendkracht meldt zich. Hij merkt op juist voor de werkplaats te zijn gekomen. Het verschil tussen ons is niet groot wat betreft leeftijd of beleefdheid. Het zijn kleding en haardracht die het onderscheid stellen: waar ik eruit zie of ik in een kraakpand woon en bij een trashband speelt, daar is de andere jongeman netjes geknipt en gekleed alsof hij facturen moet verzenden. Beide chefs schudden het hoofd. Zij weten het onderhand ook niet meer hoe het met de wereld is gesteld.

Dagen op kantoor. Overal draait dezelfde grammofoonplaat. Een interieur van grijs en wit, accenten met domme planten van een meter hoog. Hier en daar een portretje van Moeder de Vrouw of de Kleine. Jassen aan een ronde kapstok. Licht geroezemoes. Telefoongerinkel. Een enkele grap, een misverstand, veel goede wil en buigzaamheid. De klok wijst 12 uur als we mogen lunchen.

Ik luister naar verhalen. Hoe hard er de vorige avond door de Coentunnel naar huis is gereden. Iedereen die ertoe wil doen, rijdt in een Alfa. Wanneer je nooit in dit merk hebt gereden, ben je een gehandicapte, iemand die slechts in tel is omdat alle anderen hem orders kunnen geven.

De Alfetta is in de mode. Verkrijgbaar als sedan en als coupƩ, met als klapper de 6 cilinder in lijn, 2Fast4You. Wanneer ik opmerk de aloude Giulia beter te vinden, ontstaat een dilemma. Het mag een geweest model zijn, ik heb een gevoelige snaar geraakt. De Alfetta staat bekend als een voddenbaal. Door mijn standpunt begin ik te bestaan, al bezit ik slechts een fiets en niet eens een rijbewijs, laat staan een Alfa.

Tot mijn werkgroepje behoort Sonia, een griet die van de markt moet zijn geplukt. Ik vermoed dat zij zichzelf trendy vindt, alsof ze deel uitmaakt van het alternatieve volkje in de binnenstad. In feite is zij een scherp gebekte volkstrien die uit De Telegraaf weet wat er gaande is. Zo meent zij, dat er tijdens de naderende Troonsbestijging door Beatrix niets bijzonders zal gebeuren. Krakers hebben alleen een grote waffel, weet zij zeker. Ik knik instemmend, want vooroordelen moet je bevestigen. Van studenten uit de gekraakte Grote Keyser heb ik andere voornemens opgevangen.

Italiaanse monteurs druppelen vanuit de werkplaats het kantoor binnen. Sonia blijkt een Alfa Sud in de verkoop te hebben: een kleine felle wagen die al roest in de folder. Hij staat op het terrein, draait niet en moet 300 gulden kosten. Het afdingen door de monteurs heeft geen resultaat. Uit wraak slopen zij na de pauze een set schijnwerpers van de voorbumper.
Dit leidt de volgende morgen tot hevige ruzie. De werksfeer daalt tot onder het vriespunt. Sonia belt een vriend om de kapotte Sud weg te halen. Ze wil met de dievenbende om haar heen niets meer te maken hebben. De vriend arriveert tegen 5 uur in een VW Kever zonder trekhaak. Hij is moe en onwillig.

Nu de dag eindelijk om is, loop ik naar mijn fiets. Op het terrein is nog altijd gekrakeel. De monteurs schelden goedmoedig. Ook zonder Italiaans te verstaan, begrijp ik dat ze de type-miep van kantoor het liefst op een motorkap zouden leggen. Er zit voor Sonia en haar vriend niets anders op dan de Alfa met de hand van het terrein te duwen. Zij ziet me staan en nodigt me uit om de wagen te besturen. Ik lach vriendelijk, maar wil dat schreeuwwijf niet helpen. Of misschien is er iets anders dat mij weerhoudt. Als ooit de waarheid verteld moet worden, hoef ik niet te bekennen dat de enige Alfa waarin ik heb gezeten, een sloopauto was die door ruziemakers van een bedrijfsterrein werd verwijderd. Ach, ik ben nog jong en schuif de burgerlijkheid schijnbaar oneindig voor me uit.

Monk
11 april 2014
(foto: Monk)

Print Friendly, PDF & Email

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.