Monkwise

columns verhalen fotografie

De Wetten Der Natuurkunde, een vertelling

| Geen reacties

In het lokaal hing een sfeer die het midden hield tussen oud gezag en jeugdige balorigheid. Een vrijdagmiddag in de herfst: de klas boog zich over een proefwerk handelsrekenen, een vak dat de jongens van de mannen scheidde, de vrije vogels van de aanstaande huisvaders.

Reindert liet zijn ogen gaan langs de rijen die voor hem uitwaaierden. Helemaal achterin zat hij. Het leek een klas uit de roman Bint van Bordewijk. Je kon al zien wie in het leven ging slagen en wie een onzekere weg voor de boeg had. Johan bijvoorbeeld was een halfwas in burgerlijke kleding, onopvallend, toegankelijk en tevreden in een wereld waar zijn ouders hem voorgingen. Onenigheid met hem was onmogelijk. Johan had nergens een aanstootgevende mening over.
Aan de andere kant van het spectrum fladderde Rob, alias De Germaan. Rob leek nergens geschikt voor, of het moest op zuipen aankomen. Zijn kleding was eigentijds maar afgedragen in onverschilligheid. Bij elke gelegenheid hing hij de clown uit. Reindert keek een ogenblik scherper naar de onrust in deze klasgenoot die zich uitte in ritmische beweginkjes, begeleid door een licht snuiven. Geen domme gast, beslist intelligenter dan de meesten, maar onbestuurbaar. Voor militaire dienst zou hij zonder pardon worden afgekeurd, een overweging die Reindert lichtelijk afgunstig maakte.

Minuten kropen voorbij. Reindert kruiste de blik van Jan Papier, de leraar aan wie je een hekel behoorde te hebben wegens zijn starre houding en de al even meedogenloos vervelende leerboeken. De man had zich opgewerkt via avondstudies, samen met een kompaan die ongetwijfeld even adem belemmerend was. Lang had Reindert angst voor hem gevoeld, maar op een dag had hij voor de klas zomaar de onverschilligheid getoond waarop de stijve hark geen antwoord wist. Sindsdien was de vrees verdwenen.

Jan Papier fronste zijn zware wenkbrauwen tot een vraagteken. Reindert wendde zich af en bekeek de voorliggende opdracht nog eens. Deze ging over de problemen van een koopman met zijn transporteur. Het zei Reindert helemaal niets. Hij kende kooplieden noch transporteurs, kon zich evenmin voorstellen ooit in het zakenleven te belanden. Bij toeval zag hij de oplossing van het vraagstuk: het inbrengen van activa, een garantstelling via de bank. Het antwoord opschrijven duurde aanzienlijk langer dan de bevrijdende gedachte.

Bij het verlaten van de door sigarettenrook van Jan Papier verpeste ruimte, merkte Reindert nog steeds in het proefwerk te zijn verdiept. Ik ben te traag, concludeerde hij halfslachtig, mijn proefwerken worden altijd in de laatste tien minuten beslist. Hij griste zijn jas van de kapstok en dacht aan zijn vader op kantoor, twintig kilometer verder. Op vrijdagmiddag zou Pa Reindert urenlang aan de offset machine van zijn werkgever staan, naar buiten kijken en denken aan aardappelen en suikerbieten, zijn oude stiel als agrariër. Misschien denkt hij een enkele keer aan mij. Dit laatste leek Reindert nogal onwaarschijnlijk. Een beetje lacherig snoof hij aan de haren van Saskia, een meisje uit een HAVO klas. In het voorbijgaan ging zij uitdagend voor hem staan. Ze lachte lief, ontleende haar recht aan het feit dat hij haar een keer had gekust, zomaar een enkele keer.
Saskia was te jong voor Reindert.

Even later zat hij met klasgenoten op een bankje van het schoolplein, dat eigenlijk een brede stoep was langszij het gebouw, grenzend aan een grasveld waar om onduidelijke redenen nooit iemand rondliep. Het gesprek ging natuurlijk over het proefwerk, maar vaker over John Mayall, door tegenstanders smalend Jan Meel genoemd. Er was een nieuwe LP uitgebracht. Reindert luisterde met een half oor en dacht aan Saskia. Soms leek het of een vrouw elke man kon manipuleren, laten doen wat zij wilde.

Uit routine lachte hij mee met de anderen om een paar grappen. De Germaan liet zich horen. De dwaas had een muts met konijnenoren opgezet. Een pakje shag deed de ronde en Reindert draaide zich snel een dunne sigaret. Hier te roken was verboden, maar wat zou het? Hij zette zijn schoenen op de schooltas en stak het sjekkie aan. Nog een enkel lesuur en dan zou de groep uiteen vallen, uitzwermen over de stad, in een koffiehuis neerstrijken om een colaatje drinken. Ik heb geen geld. Ik moet gewoon naar huis.

Reindert merkte dat hij staarde naar de fietsenstalling, een met golfplaten overdekte rij stalen rekken waarin het voorwiel van een fiets paste. Een flinke hoek was uitgespaard voor de bezitters van een brommer. Reindert had een rode Kreidler. De snelheid die ermee behaald kon worden, bezorgde hem meer opwinding dan de school of wat ook. Nou ja, afgezien van Saskia. Aan de andere kant: wat moest je met een meisje? Toch niet met haar mee naar huis om voorgesteld te worden? En seks? Waar dan? Wanneer? En als het tegenzat, werd het meisje zwanger. Hieraan dacht Reindert ook geregeld: opgescheept zitten met een zwangere vriendin. Hij gaf het pakje shag terug en zoog zijn longen vol met rook.

Op weg naar huis kreeg hij een lekke band. Dit gebeurde niet plotseling, maar geleidelijk. Het achterwiel leek te worden afgeremd en de brommer begon een beetje te zwabberen. Nog een geluk dat het droog weer was, bewolkt maar droog. Hij kwam tot stilstand tussen een boerderij en een woonhuis. Te voet verder gaan, was geen optie. De brommer woog zestig kilo en dan had je die dikke schooltas nog. Evenmin beschikte hij hier over gereedschap of middelen om het lek te dichten. Hij zette de motor af en bedacht dat hij alle tijd had. Thuis was toch niets dan gezanik en woordenstrijd. Een normaal thuis was verdwenen met de verhuizing, een jaar eerder. Waarschijnlijk bestond het daarvoor evenmin.

Hij besloot naar de boerderij te gaan, de brommer aan de hand meevoerend. Een boer is gewend zichzelf te redden, dus hier leek hem de kans op hulp het grootst.
Na de reparatie bleef hij nog een kwartiertje hangen. Kopje thee, praten over gewassen op het land. Natuurlijk merkten de mensen meteen dat de bezoeker van buiten kwam. Voor Reindert was het prettig te staan in een schuur, afgeladen met vers gerooide uien. Geuren uit je jeugd hebben een geweldige uitwerking. Hij ontspande merkbaar, kreeg zin een overall aan te trekken en te helpen, opgenomen te worden in iets dat je zinvol kon noemen.
Op wat voor school hij zat, wilde de boer weten. Reindert gaf gewoon antwoord, maar voelde het ongemak. Hier zat een jongen die geen boer ging worden. Evenmin kon hij duidelijk maken wat hij dan wel te zoeken had op zijn school.

Thuis gekomen, groette hij zijn moeder. Als altijd zat Moeder vastgekoekt op haar stoel in de huiskamer aan tafel, omringd door een aantal vaste attributen: een speciale lamp om te handwerken of kleding te herstellen, een aantekenboekje, de Kerkbode, een prulletje dat aan het verleden deed denken. Moeder had het liefst gezien dat haar kinderen met 5 jaar waren opgehouden te groeien en zich te ontwikkelen. Op toenemende zelfstandigheid kon zij slechts reageren met gedrag dat Reindert na het lezen van een boek over existentialisme psychoterreur was gaan noemen. Om het woord te kunnen onthouden, had hij het met potlood op het behang in zijn kamer geschreven.
Je bent laat, er is geen thee meer.
Elke mededeling van Moeder bevatte een verwijt, naar de inhoud of in de toonzetting.
Ja, ook goedemiddag.

Zelf een kopje thee zetten, was onbestaanbaar. Eigenlijk was alles in huis verboden, of het moest voortvloeien uit een opdracht van Moeder. Zonder een gesprek aan te gaan, ging Reindert de trap op naar zijn kamer. Het beddengoed lag er bij zoals hij het bij zijn vertrek had achtergelaten. Besluiteloos zette hij zich aan de kleine werktafel en opende zijn schooltas. Een geur van vuilnis en rotting ontsteeg de boeken. Het ging om meerdere zakjes met halve en hele boterhammen, in verschillende stadia van bederf. Hij haalde de hele tas leeg en stortte de rommel in een grotere plastic tas. Deze moest hij naderhand ongezien in de vuilbak zien te proppen. Moeder bewaakte alles, tot aan de vuilnisbak toe.

Het huis was nieuw. Een vrijstaande hoekwoning, omringd door een aangelegde tuin. De bouw detoneerde een beetje met de omgeving omdat er gele stenen waren gebruikt. Al vóór de bouw had Reindert dit ingezien en kenbaar gemaakt. Pallets vol gele stenen voorspelden een saai en bangelijk bouwwerk. Geringschattend had hij het christelijke stenen genoemd. Hier was het gezin komen wonen na de verkoop van het akkerbouwbedrijf. Wie van zijn ouders de drijvende kracht achter dit besluit was geweest, bleef onduidelijk. Pa Reindert leek er allesbehalve gelukkig mee, al beweerde hij geregeld het tegendeel. Zodra hij van zijn werk kwam, kleedde hij zich om en vertrok spoorslags naar het stuk land in de polder dat hem na de bedrijfsverkoop gebleven was.

Vandaag verliep alles anders. Reindert’s vader zou pas om een uur of half zeven thuis zijn, omreden dat hij de door hem vermenigvuldigde pakken papier moest uitventen. De chef had er een handje van, genomen raadsbesluiten tot op het laatste moment vast te houden. Zogenaamd om nog iets te controleren, maar in werkelijkheid om zijn ondergeschikte te treiteren en hem een late avond te bezorgen. Zo ging dat op het gemeentehuis en je was gewaarschuwd er te willen werken.
Reindert begreep dat er nog voldoende tijd was om zijn brommer te inspecteren: de koplamp gaf al een tijdje geen licht meer en vervanging van het lampje had niets opgeleverd. Bezit brengt nu eenmaal zorgen mee.

Hij daalde de trap af, dook de aangebouwde garage in en demonteerde de koplamp. Er was niets bijzonders te zien en dus zocht hij verder. Om de spanningzoeker te kunnen gebruiken, moest de brommer aangetrapt worden. Reindert had geen zin dit in de achtertuin te doen en dus zette hij de garagedeur open om uitlaatgas te laten ontsnappen.
Binnen twee minuten verscheen Moeder in de deurpost. Demonstratief kneep zij haar neus dicht en informeerde wat er aan de hand was. Reindert haalde zijn schouders op, niet van plan op de vraag in te gaan.
Blijf dan ook gewoon binnen.
Toch hield hij op met werken. De motor zweeg. Hij besloot de complete ontsteking van het blok te slopen en mee naar zijn kamer te nemen. Wellicht kon je met een transformator de boel ook doormeten.
Je zou eerder denken dat ik een technische opleiding volg.

Een uur verstreek. De raamventilator in de keuken maalde etensgeuren naar buiten. Het ging beslist om gehaktballen. Voorover gebogen bestudeerde hij de ontsteking van zijn brommer, een listig samenspel van ontstekingspunten, een koperen spoel, een collector en bedrading. Het hannesen met een transformator had niets opgeleverd. Een goede batterij kon mogelijk uitkomst bieden, maar deze zat in een zaklamp die weer in de ouderlijke slaapkamer moest liggen: verboden terrein. Met een vergrootglas controleerde hij de soldeerpunten van de stroomdraden. Zijn hart begon sneller te kloppen toen hij het mankement ontdekte. Wat ben ik toch verdomde goed! Om zich voor de vondst te belonen, klopte hij de laatste sigaret uit een verkreukeld pakje, gevonden in de schooltas.
Hij stak de sigaret aan en duwde het venster open.
Wat een kutleven. Was ik maar dood.

Om te solderen, heb je weinig spullen nodig: een in hout gevatte soldeerbout met een kabel naar het stopcontact, een stukje lood en een flesje vloeistof. Reindert repareerde het defect zorgvuldig. Juist was hij klaar, toen hij vanuit het trapgat werd gesommeerd aan tafel te verschijnen.
Heb je me niet gehoord?! Altijd klonk het naar rancune en achterstelling. Reindert gaf geen antwoord, roetsjte de trap af en begroette zijn vader. Deze zat al aan tafel.
Zware dag gehad? Het betrof een plichtmatige vraag. Feitelijk voelde Reindert permanent medelijden met zijn vader. De aanblik van de vermoeide kostwinner bracht evenwel ook weerzin.
Hoezo zwaar? Nee hoor, ik heb in de polder met verschillende mensen een praatje gemaakt.
Pa Reindert klonk onverwacht monter. Verdere uitleg bleef achterwege. De man ging er kennelijk vanuit dat zijn zoon precies wist waarmee hij de dag had gevuld.
Reindert knikte welwillend. Ook hij ging zitten, zich bewust van de omstandigheid dat de rugleuning van zijn stoel een beetje plakkerig was, een gevolg van goedkope teakolie. Op hetzelfde moment kwam zijn oudere zus Henny binnen. Het leek een scene uit een toneelstuk, waarbij de hoofdpersonen zich om de beurt aan het publiek voorstellen. Reindert glimlachte om deze gedachte en vroeg zich af wie het gesprek zou openen. Hij nam zich voor, zo lang mogelijk te zwijgen.
Ik ben de mysterieuze zoon die een moord op zijn geweten heeft.

Henny voerde het woord. Het ging over de school waar ze stage liep of onbetaald les gaf, Reindert hield dit niet erg bij. De leerlingen waren kleine wonderen. Al zitten er ook weer sufkoppen bij, geboren ezels in feite. Deze onuitgesproken en venijnige relativering welde op in Reindert. Het verhaal van Henny had hem teruggevoerd naar zijn eerste schooljaren. Nooit zat hij in een klas met bollebozen. Vaak leek het, of niemand iets begreep of wilde leren. Dit was natuurlijk onzin, maar ook onzin kan troost bieden aan een getergde ziel. Juist onzin leent zich hiervoor.
Intussen at hij stevig en probeerde na te denken over het werk dat hem na de maaltijd aan zijn brommer wachtte. Als Moeder uit de garage was weggebleven, was ik allang klaar geweest. As is verbrande turf. Amen.

Ergens in huis weerklonk een geringe maar scherpe tik. Eigenlijk gebeurde er nauwelijks iets, maar toch begreep ieder meteen dat de elektriciteit was uitgevallen. Hoe kon dit gebeuren?
O jee, straks bederft alles in de vriezer! Moeder legde haar eetgerei neer, alsof er aanstonds zware dooi in de permafrost van te lang bewaarde gehaktaanbiedingen zou optreden.
Pa Reindert stond rustig op en knipte vergeefs een paar wandschakelaars op en neer.
Het regent, zei hij tamelijk absurd, verdorie, het regent!
Bedoeld werd, dat hij na het eten nog even naar zijn land had gewild en dat dit nu onmogelijk werd. Hij maakte aanstalten weer plaats te nemen, zijn bord leeg te eten voor er verder naar het euvel werd omgekeken.

De opmerking van zijn vader over de onverwachte regenbui, deed bij Reindert het alarm afgaan. In een flits overzag hij oorzaak en gevolg van de stroomuitval.
De soldeerbout! Die heb ik om af te koelen uit het raam gehangen. Kortsluiting!
Ik kijk even boven, kondigde hij aan. Hij probeerde zijn stem behulpzaam te laten klinken.
Ja, het zal die radio van jou wel zijn, beet Moeder hem toe. Het bestaan hiervan was haar vanaf begin een doorn in het vlees geweest. Ze had haar vork weer ter hand genomen. Moeder kon uitstekend problemen benoemen, maar het oplossen ervan liet zij graag over aan anderen. Die vervolgens in aanmerking kwamen voor commentaar op het geleverde werk.
Natuurlijk, mijn radio ontvangt muziek waar de stoppen van doorslaan.
Reindert snauwde terug. Het liefste had hij het tafelkleed met alle pannen en borden van de eettafel gerukt, of Moeder botweg doodgeschoten. Ingeval een vrije keuze, had dit laatste de voorkeur gekregen.

Tegelijk stond hij op en verliet de huiskamer. Geruisloos besteeg hij de trap, knipte plichtmatig met schakelaars, wetende dat dit in de huiskamer gehoord werd. Zo wekte hij de indruk niet te weten wat er gaande was. Behendig dook hij zijn kamer in. Hier volgden handelingen die getuigden van efficiëntie. Binnen de kortste keren was de soldeerbout binnengehaald, het raam gesloten en elk spoor van knutselarbeid opgeruimd. Op straat liep een jonge vrouw die een kleine witte hond uitliet.

Voor de vorm opende hij nog een paar deuren, waaronder die van de ouderlijke slaapkamer. Een muffe geur sloeg hem tegemoet. Het raam was potdicht gesloten. Hij wierp een steelse blik op het slordige bed.
Zelfs te belazerd om haar eigen nest op te maken. En anderen maar sarren en beschuldigen.
De trap was van hout en zeer geschikt om af te bonken, trede na trede.
Ik kijk nog even in de meterkast!
Hij wist precies wat hem te doen stond. De aardlekschakelaar was natuurlijk afgeslagen. Herstel van de stroomvoorziening was een fluitje van een cent.
Ja, we hebben weer licht! Het klonk een beetje lachwekkend, zo vanachter de deur van de huiskamer. Het leek of het huis in volslagen duister had gestaan, maar buiten was nog volop daglicht.
Via de keuken keerde Reindert terug, maar niet voordat hij geniepig de koffiezetter had ingeschakeld.
De koffiezetter staat nog aan! Hij wachtte kalm tot Moeder kwam kijken. Zij wierp hem een blik vol ongeloof toe en zette de schakelaar weer terug.
Heb jij dat daarnet gedaan?
Waarom zou ik?
Reindert had min of meer op deze reactie gerekend. Moeder was even lastig als voorspelbaar en dit laatste bood mogelijkheden.
Zijn vinger wees naar de koffiezetter.
Ik zeg toch niet dat dit ding kortsluiting heeft veroorzaakt. De stroom doet het immers weer. Ik constateer alleen dat hij nog aan staat.
Een smerige suggestie was het desondanks. Pa Reindert had het apparaat onlangs helemaal uit elkaar gehaald na een lekkage waarvan de oorzaak niet was achterhaald. Moeder zweeg. Ze wist even geen antwoord.
De rest van de maaltijd verliep rommelig. Na afloop zette Pa Reindert de tv aan. Zijn lage stoel stond met de rug naar de eettafel en het werk in de keuken. Niemand voegde zich bij hem.
Het tv scherm toonde beelden van vuurvliegjes, insecten die hun eigen verlichting bij zich dragen.

Om half negen was Reindert klaar met zijn brommer. Hij besloot een kopje thee met de anderen te drinken en dan af te zakken naar het buurthuis, een nieuwbakken honk voor de jeugd aan de rand van het dorp. Hier kon je gratis rondhangen.
Kom je wel op tijd terug? Morgen vroeg moet je weer naar school.
Moeder herinnerde hem aan iets dat hij zelf ook wel wist. Op zaterdagmorgen was er gymnastiek en een lesuur natuurkunde. Hierin leerde je dat bepaalde wetmatigheden doorheen het hele heelal, overal en altijd van toepassing waren.

In Het Gebouwtje had men de gordijnen gesloten. Tegen de zijkant en een zinloos hek hing een tros fietsen. Reindert stak een sigaret aan, opende de deur en stapte naar binnen. Hier rook het naar brand. Gedempte verlichting moest intimiteit brengen. Muziek van The Free kletterde uit speakers die aan het plafond waren geschroefd.
Hoi! Hee man. Jim! Johnny! Tegen een schoolgenoot van lang geleden hing een Indonesische schoonheid. Hallo, Reindert is de naam. Zo! Jij bent Maudy! Indringend bekeek hij haar. De vroegere schoolgenoot was lucht voor Reindert: zijn aanblik riep lust tot vechten in hem op, de wens om zich eens helemaal op dit smoel uit te leven. Bij de bar zette hij de show voort. Heren, heren! Er is bier, zie ik. Een inspirerend vooruitzicht!
Drinkend uit het flesje, leunend op de bar, bekeek hij het gezelschap. Dit waren zijn dorpsgenoten, bekenden van ooit en al half vergeten, aangevuld met niewkomers van wie hij de gezichten moeilijk uiteen kon houden. Hoe dan ook was dit andere koek dan De Germaan of de ontwikkelde jongens van zijn nieuwe school. Bij deze gasten zou je geen boek van Wolkers in de kast aantreffen. Hij nam zich voor om Maudy onverwijld te versieren, al moest hij ervoor dansen waaraan hij eigenlijk een hekel had.

Wie vijf dagen achtereen om zeven uur opstaat, heeft weinig moeite om ook op dag zes uit bed te komen. Reindert smeet een handvol boeken in zijn tas, at een boterham bij het aanrecht en voelde zich prima. Moeder bleef op zaterdag altijd wat liggen en de herinnering aan Maudy schonk een wollige voldoening. Hoe eenvoudig was het gebleken haar los te weken van die schlemiel, tegenwoordig schilder van deuren in de nieuwbouw. Maudy was als de meeste vrouwen: ze weten instinctief wat goed voor hen is en vinden altijd een redenering om hun opportunisme recht te praten.

Een rit door de frisse herfstmorgen: anderen zouden klagen, maar Reindert vond rijden altijd een feest. Alles bijeen stelde het weinig voor om op school te geraken: een kilometer of twintig bij een snelheid van tegen de tachtig in het uur, hoelang kon zoiets duren? Bij het station in de stad pikte hij klasgenoot Floris op. Ze konden zich veroorloven wat later op het sportveld aan te komen en dronken daarom eerst koffie in de restauratie. Floris had een paar goede boeken bij zich die hij met plezier aan Reindert leende. Zo worden kennissen tot vrienden. Vooralsnog bleef het contact beperkt tot de uren van schoolgang.
Het sportveld lag een eind van het station en behoorde tot het complex van een grote voetbalvereniging. Reindert had een beetje stramme benen van de ochtendkou op de brommer, maar dit hinderde hem niet om aan een het hardlopen mee te doen. Feitelijk was het opmerkelijk dat er zoiets als lichamelijke oefening in het lesprogramma stond. Je kreeg een cijfer, maar nooit had dit gevolgen voor de algemene beoordeling.

Na afloop nam Reindert Floris weer achterop, nu naar het schoolgebouw waar nog een uurtje natuurkunde volgde. De lerares was aardig, maar kon geen orde houden. Het ging over magnetisme en hoe hiermee zonnewind rond de aarde werd geleid. Dit werd zichtbaar als het Noorderlicht, maar hiervoor moest je naar Scandinavië. Zo bleef je aan de gang.

Reindert had alle tijd om Jan aan te horen, een ongezond dikke jongen die hem weinig sympathiek was, bovendien stotterde en als klap op de vuurpijl beursmakelaar wilde worden. Kortom: een idioot.
Jan legde uit wat er aan de hand was met zijn MoMoMobylette, een brommertje dat meer op een transportfiets leek. Of Reindert na de les even kon meekomen om een reparatie uit te voeren.
Dat is goed. Het gaat je wel geld kosten. Voor niets gaat de zon op.
Jan vond het prima. Tientje?
Twintig en de onderdelen zijn voor jouw rekening. Bovendien moet je ze zelf halen.

Reparaties nemen altijd meer tijd dan je vooraf kunt inschatten. Achterstallig onderhoud is meestal de oorzaak. Twee volle uren was Reindert bezig. Hij liet Jan gereedschap halen en nieuwe remblokken. Hij benutte de wachttijd om in de kamer van zijn opdrachtgever rond te neuzen. Boeken en platen stonden er, een mooie gitaar bovendien. Hij dronk sap uit een fles die hij uit de koelkast lichtte. Twee plakken kaas rolde hij op en kauwde ze langzaam weg.
Jan is een klootzak.
Tegen drie uur stond hij op straat met twee briefjes van tien en de wetenschap dat Jan een gitaar had waarop niemand in huis kon spelen. Een beetje verward door de vele indrukken trapte hij zijn Kreidler aan en reed naar huis. Hier was niemand, maar de sleutel lag onder een dakpan bij de achterdeur.

Dag Reindert!
Hij schrok van de stem en keek om. Daar stond Maudy, vriendin van de vorige avond. Ze liet haar kleine witte hondje uit. De aanblik beviel hem niet erg, maar hij deed zijn best vriendelijk te zijn. Hij stond haar te woord, daar kwam het op neer. Een kusje kon er met moeite vanaf. In feite was hij bevreesd dat Moeder dit zou zien en achterlijke vragen ging stellen. Te laat besefte hij, dat zijn ouders noch Henny thuis waren.
Kom je net aanrijden? Maudy wilde maar wat graag mee naar binnen.
Nee, ik ga juist weg. Benzine tanken. Hij las de vraag op haar gezicht. Vanavond moet ik naar een afspraak in de stad. Iets over studiekeuze.
Wie leeft in een huishouden van controle en leugens, vertoont hetzelfde gedrag naar buiten. Maudy was gewoon een aardig meisje dat beter verdiende. Reindert keek haar gegeneerd na en besteeg opnieuw zijn brommer, plichtmatig om benzine te tanken. En bovenal om niet op een leugen te worden betrapt.

Vanuit het ouderlijk huis belde hij Floris die hem de leesboeken had geleend. Ze spraken voor de komende avond af in een café, een paar honderd meter van hun school. Tot het zover was, ging hij op zijn bed liggen en viel aanstonds in slaap.

Je mag wel uitkijken onderweg. Het wordt mistig. Moet je perse weer de hort op?
Reindert trok een gezicht. Waarom deed Moeder elke dag dergelijke mededelingen? Alsof hij niet juist zelf naar het journaal had gekeken, de waarschuwing had gehoord.
Alles beter dan thuis blijven. Een beetje mist. Wat zou het?
Moeder schudde het hoofd. Na het uitladen van de boodschappen, zat zij alweer op haar vaste stek. Reindert bekeek haar van de overzijde van de eettafel en besloot nog wat te blijven zitten, zijn moeder zo mogelijk een beetje op te fokken.
Deze stoelen zijn met verkeerde olie ingezeept. Daarom plakken de rugleuningen aan je kleding.
Ter illustratie klopte hij op het hout van de leuning.
Mensen zijn voorspelbaar, vooral wanneer ze er rigide opvattingen op na houden.
Ze plakken omdat jij zweet. Als je er lang tegen aan zit, slaan ze wit uit. Je bederft de stoelen.
Een toneelbedrijf in meerdere hoofdstukken was het, voorspelbaar als het genre van Hoera! daar ben ik Pa!, Dergelijke stukken waren soms op de tv. God mocht weten wie hieraan plezier beleefde.
Stoelen dienen de mens. Ze moeten hun plaats kennen.
Dienen. Je plaats kennen. Reindert was zich nauwelijks bewust hoe Moeder zijn taalgebruik beïnvloedde. En daarmee zijn manier van denken.
Jij dient tot helemaal niets of niemand. Je rijdt je nog eens dood op die brommer. Of iemand anders.
Wat zou dat? Jezelf doodrijden is een recht.
Het scheelde niet veel of hij had voorrecht gezegd.
Je bent niet goed snik.
Dat heeft een genetische voorgeschiedenis.
Zo kon je lang doorgaan. Reindert stond op, voelde demonstratief aan de rugleuning van zijn stoel. Hij verhief zijn stem.
O jee! Het is weer zover. Ik zweet!
Bij het weggaan kruiste hij de blik met zijn vader die op de vloer de krant zat te lezen.
Tot morgenochtend.
Het klonk naar berusting en de wens in vrede gelaten te worden.
Dag Pa.

Het werd een onrustige avond. Van de ene naar de andere gelegenheid ging het. Anders dan op het dunner bevolkte platteland verschilde het publiek van café tot café. Toch bleef het ook in de provinciestad een mild onderscheid. Sommige klasgenoten leken hier bepaald anders over te denken. Ze konden je precies vertellen waar je moest zijn en waar je beter niet gezien werd. Hoe dan ook raakte Reindert aangeschoten.
Tegen de tijd dat Floris aangaf naar huis te willen wegens de laatste bus of zoiets, vond ook hijzelf het onderhand welletjes. Eigenlijk viel het stedelijke uitgaansleven hem een beetje tegen.
Toch bleef hij nog even staan om niet meteen voorgoed aan Floris vast te zitten.

De verlichting van de Kreidler werkte niet. De koplamp gaf geen spoor van licht. Kennelijk had de reparatie niets uitgehaald. Reindert vloekte, stapte af om tegen een muur te plassen en klikte de schakelaar nog eens op en neer: niets.
Zolang je binnen het bereik van de stadsbebouwing bleef, was er geen probleem. Dit veranderde drastisch zodra hij de brug over het kanaal nam en afdaalde naar die eeuwenoude bodem van leeggemalen meren. Hier was het stikdonker en bovendien zweefden al meteen flarden mist over het fietspad. Reindert matigde zijn snelheid en hoopte niemand tegen te komen.

Na een paar laatste bochten, bereikte hij het fietspad langszij een gewone rijweg en een brede vaart. De weg voerde tien kilometer recht naar het oosten. Reindert voelde de koude mist op zijn gezicht en handen. Lang zou het niet duren, of hij was definitief nuchter. Hij besloot goed te letten op tegemoet komende koplichten en draaide de gaskraan langzaam maar zeker open.

Hier en daar doemde een punt van oriëntatie op: een straathoek werd verlicht door een eenzame lantaarn, elders stonden huizen bijeen waar de mensen nog op waren. Je kon beter niet in het licht kijken, want dan was je een halve minuut helemaal blind.
Het zoemen van de motor tussen zijn benen had een geruststellende uitwerking. Zijn gedachten dwaalden af naar de laatste uren en vandaar naar Maudy. Hoe zou zij de avond hebben doorgebracht? Zou hij nog eens naar het buurthuis gaan? Misschien een paar weken wachten om te zien of zij weer met die mongool ging? Zou Saskia al in bed liggen? Saskia. De gedachte aan het meisje deed hem pijn van verlangen.

In een reflex ontweek hij iets dat op het fietspad stond of lag. Een seconde had hij nodig om zich af te vragen wat het kon zijn: het onderstel van een kinderwagen? Hij overwoog te stoppen en om te keren, te onderzoeken wat hij meende te hebben gezien, het levensgevaarlijke ding van de weg te halen. Of had hij zich iets ingebeeld? Precies op dat moment raasde vanuit tegenovergestelde richting een bromfiets langs hem. Het was nauwelijks meer dan een windvlaag, begeleid door een hoge jankende toon. Meteen hierop klonk een geweldige slag en een schreeuw die hem door merg en been gingen.

Geschrokken bracht Reindert zijn brommer tot stilstand en schakelde de motor af. Het kwam hem voor dat er iets ongehoords was gebeurd, maar misschien ook niet. Seconden stond hij roerloos. Geen geluid bereikte zijn oren. Tenslotte stapte hij af, zich tegelijk bewust van het feit dat hij wederom heel nodig moest plassen. Het vele bier wreekte zich. Omzichtig, alsof hij op een misdrijf betrapt kon worden, liet hij zijn blaas leeglopen. Nog altijd gebeurde er niets binnen zijn geringe waarnemingsveld. Behoedzaam begon hij terug te lopen, bijna op de tast want de duisternis was intensief. In zijn jaszak trof hij een plastic aansteker. Zeker ergens meegepakt.

Altijd wanneer mensen een sigaret aansteken, staan ze stil. Of ze zitten. Het dient tot niets, het is een gewoonte. Zo ook Reindert. Hij bleef staan en klikte de aansteker open. Onmiddellijk deed hij een stap achteruit, want pal voor zijn voeten lag iets van omvang.
Dit iets bleek een lichaam.
De man of jongen lag op de buik. Deze houding maakte het moeilijk om te zien hoe hij eraan toe was. Reindert hurkte neer en besloot het lichaam te draaien. Van horen zeggen wist hij dat dit onverstandig was, maar wat moest je dan? Hij had beide handen nodig en dus ging het vlammetje uit. Een lichaam is veel zwaarder dan je denkt. Het kostte Reindert bepaald kracht om zijn doel te bereiken. Zodra hij de aansteker opnieuw ontstak, drong het drama tot hem door. Hier lag iemand van zijn eigen leeftijd, het gezicht vernield en onder het bloed. Jezus Christus!

Niemand weet vooraf hoe hij reageert op een calamiteit. Pas wanneer het zover is, leer je jezelf kennen. Reindert sleepte het lichaam van het asfalt tot in de berm. Uit de honderd gedachten die in hem opwelden, overheersten die welke ook in het gewone daagse leven de boventoon voerden: pragmatisme. Hij besloot de gecrashte brommer noch de oorzaak van de val, misschien een door kinderen achtergelaten stuk speelgoed, te gaan zoeken. Ik moet hulp halen. Hij schuifelde terug naar zijn Kreidler, veegde zijn natte gezicht af aan een mouw en trapte de brommer aan. Onvast reed hij weg, speurend naar de dichtstbijzijnde lichtbron die op bewoning duidde: een huis, een auto. Bijna onmiddellijk was het raak.
Een rechthoekig venster links van hem toonde onmiskenbaar elektrisch licht. Reindert herkende de oprit. Zo dicht bij een grote boerderij was de mist minder. Uitgerekend hier had hij eerder zijn lekke band geplakt.

Een deurbel vond hij niet, maar zoeken bleek overbodig. Binnen had men hem gehoord. De boer kwam zelf kijken. Natuurlijk herkende hij Reindert en dit bevorderde zijn hulpvaardigheid nogal. Hij had aan een paar woorden genoeg en stoof naar binnen om de politie te alarmeren.
Te voet ging hij met Reindert terug naar de plaats van het ongeluk, voorzien van een forse zaklamp en een paardendeken. Gesproken werd er nauwelijks. Ze waren snel ter plekke. Niets was veranderd, hier leek de wereld op te houden. De boer wierp een blik op het gezicht van het slachtoffer.
Ik denk dat hij dood is.
Reindert protesteerde.
Misschien alleen maar buiten westen.
Instinctief stond het hem tegen dat iemand overleden kon zijn nadat of omdat hij hem had achtergelaten. Samen bedekten ze het lichaam met de deken. Even later werden zwaailichten zichtbaar. Twee wagens doken uit het donker. Blauwe lampen weerkaatsten als bliksemschichten in de mist.

Het liep tegen half twee. Reindert had het koud. De plaats van het ongeluk was afgezet met linten op dunne paaltjes. De brommer bleek in de naastgelegen vaart te liggen, een wiel stak gedeeltelijk boven het water uit. Wanneer je alle gegevens overzag, begon feitelijk het wachten en daarmee de verveling. De komst van nieuwsgierige passanten deed hieraan weinig af.
Reindert voorvoelde dat hem naar de toedracht gevraagd zou worden. Hij zag agenten zeulen met het voorwerp waaraan hij ternauwernood en bij toeval was ontsnapt. Het bleek een ouderwetse ploegschaar met metalen wielen aan weerszijden. Het mocht een raadsel heten hoe dit ding op het fietspad was beland. De boer zag het ook. Hij stond vlakbij Reindert en sprak op zachte toon: godverdomme, die ploeg komt van mijn erf!

Ze moesten achteruit voor de ambulance. Steeds verder moesten ze wijken voor hulpverleners die niets hadden zien gebeuren maar zich als het ware alles toe-eigenden. Reindert onderging dit proces met verwondering.
Gaan we even naar binnen? Twee agenten spraken hem aan en liepen in tempo naar de boerderij. Ook de boer sjokte mee. Het voelde of ze beiden werden opgebracht.

Dus jij was erbij toen het gebeurde? Erg spraakzaam was Reindert niet. Hij hulde zich in vaagheden. Alle aanwezigen schreven dit uit eigen beweging toe aan de schrik, de shock. Hoe hij het slachtoffer had aangetroffen, wilden de agenten weten, en wat hij had ondernomen. De politie weet wat ze moet denken. Het duurde niet lang of de agenten suggereerden dat hij wellicht iets met de kwestie te maken had. Kende hij het slachtoffer? Was er ruzie geweest misschien? Waar was hij die avond geweest en met wie? Had hij enig idee hoe dat landbouwwerktuig op het fietspad kwam? Landbouwwerktuig, zei de agent. Ging hij misschien liever mee naar het bureau? Ook wilden de agenten zijn brommer bekijken. Had hij een verzekeringsbewijs? Er werd veel gestolen tegenwoordig. De Kreidler stond buiten, precies onder het keukenraam in het volle licht.

Reindert voelde een toenemende beklemming. Onderzoek zou uitwijzen dat de verlichting van zijn brommer niet werkte. Hierdoor had hij de ander wellicht doen schrikken en verongelukken. En was zijn gemotoriseerde rijwiel misschien een beetje ernstig opgevoerd?
De agent die de Kreidler bekeek, bleef nogal lang weg. Toen hij weer binnenkwam, luidde het oordeel: geen schade, motor nog warm, verzekeringsplaat in orde. Over defecte verlichting werd niets gezegd. De koplamp was ook slechts te controleren bij een draaiende motor.
De agent wist te melden, dat de tegen het wegdek geslagen jongeman nog leefde. Het was een bericht dat de stemming aan tafel sterk verbeterde. Naar drankgebruik werd Reindert niet gevraagd en de kans dat iemand dit aan hem kon ruiken, daalde met elke slok koffie die hij nam. Hij was trouwens al bijkans nuchter.

Toch bleef hij op zijn hoede, op de rand van panisch. Dat de ander nog leefde, was mooi. Maar wat ging die jongen naderhand verklaren? Reindert probeerde zich ervan te overtuigen dat er uiteindelijk niets te bewijzen viel dat tegen hem pleitte.
De agenten boden aan, Reindert met de auto naar huis te brengen. Hij kon de volgende morgen langskomen voor een verklaring.
Wij kunnen je ouders vertellen wat er gebeurd is.
Een slecht vooruitzicht. Pa Reindert zou slaapdronken op zijn benen staan zwaaien en Moeder wist geheid een paar vervelende vragen te verzinnen waaraan de agenten in geen week zouden denken. Ook zou ze demonstratief op haar horloge kijken om aan te geven dat haar lastige zoon het tijdstip van verstoring weer wist uit te kiezen en dus beter haar raad had kunnen opvolgen: gewoon thuisblijven en bijtijds onder de wol.
Ik kom zelf wel thuis. Mijn ouders slapen allang.
Hulp afwijzen, was een keuze en een risico, dat begreep hij verdomd goed. Met de politie wilde hij in geen geval mee. Hij wisselde een blik van verstandhouding met de boer: twee mensen die weten dat zwijgen en je eigen plan trekken het beste is.

Meteen na het vertrek van de agenten stond hij op, gaf de boer en diens vrouw een hand en stapte naar buiten. Iedereen was onderhand wel klaar met praten. Aan alles komt een einde.
Eenmaal in de frisse buitenlucht schatte hij de situatie in met hernieuwde energie. Op de plek van het ongeval stonden almaar meer auto’s en mensen. Een takelwagen was gearriveerd om het brommerwrak uit het water te vissen. In de dichte mist leek het een surrealistisch spel van beweging. Niemand zou acht slaan op het vertrek van een Kreidler zonder verlichting.
De boer kwam in de deuropening staan. Reindert zag het en voelde de reden. Hij draaide zich om.
Van mij horen ze niets.
De boer knikte. Cultuur is een verfijnd instrument om verborgen boodschappen over te brengen.
Laat je brommer beter thuis wanneer je naar het bureau gaat.

Reindert keerde de Kreidler, besteeg de buddyseat en tikte bemoedigend met de hand op de koplamp. Het beviel hem zeer, eindelijk te kunnen vertrekken.
Man en paard hebben het er goed vanaf gebracht.
Tegelijk trapte hij de motor aan.
En zie, o wonderbaarlijke wetten van de natuurkunde: elektriciteit, opgewekt door inductie en verzameld in een spoel van koperdraad, getransporteerd via bedrading naar een gloeilamp: de koplamp gaf een volle bundel helder licht.

Monk
30 januari 2016
(Foto: Monk)

Print Friendly, PDF & Email

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.