Monkwise

columns verhalen fotografie

Vulkaan

Duitsland, Jena

In het Amerikaanse huis slapen de ouders en enkele kinderen. De oudste is 13 jaar. De jongen is boos, al weet hij niet precies waarom. In stilte en duisternis slaat hij zijn slag. Uit een kist zonder slot pakt hij een pistool. Er liggen meerdere wapens, maar hij kiest het pistool. In zijn onderbroek sluipt hij naar de slaapkamer van zijn ouders, opent de deur en jaagt hen beiden 3 kogels door het hoofd. Hierna vlucht hij de kamer uit. Vader is ternauwernood in staat de politie te bellen. Wanneer deze arriveert, doet de minderjarige dader doodleuk open.

De jongen steekt een kletsverhaal af over wat er mogelijk is gebeurd. Hij zou geschrokken zijn, een dader hebben gezien, zich verborgen hebben. Hij heeft kortom niets met de zaak te maken. Helaas voor hem vindt de politie een verborgen camera in het huis. Hierop is goed te zien wat er gebeurt. Het kletsverhaal valt in duigen. De jongen heeft een merkwaardig commentaar: het is toch niet normaal dat een jongen zijn ouders doodschiet. Beide ouders overleven overigens op wonderbaarlijke wijze de aanslag, maar op het tijdstip van ondervraging is dit nog niet bekend.

Ik heb nooit geschoten, anders dan met een luchtbuks op de kermis, een halve eeuw geleden. Niemand in mijn omgeving bezat een vuurwapen. Dit was namelijk verboden, maar werd ook als onwenselijk gezien. Misschien omdat WO II tamelijk vers in het geheugen lag. Toevallig kreeg ik een vriend wiens vader bij de politie werkte. Hij toonde mij op een dag het dienstwapen. Dit voelde zwaar aan en wekte geen begeerte om een schot te lossen. Er was geen aanleiding en een vuurwapen behoorde niet tot mijn denkwereld. De vriend borg het wapen netjes weg en dat was het.

Als boerenjongen was ik gewoon met iets te gooien: een aardappel, een kiezelsteen, een kluit aarde. Verveling met een vleugje jachtinstinct. Er was een periode waarin ik gooide naar alles wat bewoog. Oefening baart kunst, dus ik mag zeggen dat ik nogal trefzeker werd. Ik raakte een stier tegen zijn ballen en haalde een eend uit de lucht. Waren er vuurwapens in het ouderlijk huis geweest, dan laat het scenario zich voorspellen. En net als de jonge aanslagpleger in Amerika bouwde ik als binnenvetter genoeg aversie op om iets onherstelbaars uit te voeren. Mijn razernij zou zich hebben gekeerd tegen Moeder, met haar verstikkende dwang en controle. Vader daarentegen zou ik nooit naar het leven hebben gestaan.

Mijn schoolvriend van de politie deed bij gelegenheid mee aan het gooien, maar er was een essentieel verschil tussen ons. Waar hij het zag als een sport, daar gooide ik om te raken, uit te schakelen. Mijn focus was messcherp, mijn inzet totalitair. Verder was ik een alleszins redelijke en meegaande jongen. Op school had ik vrienden en niemand pestte mij. Desondanks was er iets abnormaals aan mijn gedrag buitenshuis. Er school een harde kern in van agressie.

Na afloop van een doordeweekse schooldag fietsen we naar huis. De vriend woonde in een dorp aan de andere kant van de ringvaart. Ik bleef in de polder en had nog een paar kilometer te gaan. Waar onze wegen uiteen gingen, stopten we, misschien om nog wat te praten. Terzijde van de wegkruising lag een grote hoeveelheid straatstenen van de gemeente. Voor wie onkundig is: straatklinkers zijn veel zwaarder dan gewone metselstenen. Voor een jongen van de middelbare school is het werpen met een straatsteen nauwelijks te doen. Maar met een halve kun je wel iets.

Aan de overkant van de ringvaart lag een smalle dijk waarachter het oude veenland. Hier liep een hondje heen en weer. Af en toe blafte het. Er was geen baas te zien. In deze dagen liepen honden wel vaker los rond en niemand die ervan opkeek. Ik had het niet erg op honden. Ik maakte de vriend attent op het beest, dat geen belangstelling voor ons had. Zou ik een halve straatklinker over de vaart kunnen gooien? Ik had dit nooit eerder gedaan. Ik woog de steen in mijn hand en bedacht een ongewone boog-worp, waar ik normaal vanuit de schouder wierp.

Het gaat zonder twijfel om dat ene moment waarin je lichaam en geest op één lijn brengt en alles om je heen even wegvalt. Misschien is dit nog belangrijker dan het effect van de handeling. Terwijl de vriend een beetje ongelovig en lacherig toekeek, voerde ik mijn voornemen uit. De steen beschreef precies de boog die ik me had voorgesteld. De afstand tussen steen en doelwit kromp angstwekkend snel.

Op het allerlaatste moment was er een geringe afbuiging. Misschien deed de nog steeds niets vermoedende hond toevallig een stap opzij.
Het projectiel miste rakelings. De doffe slag op het wegdek daarginder was goed te horen.
De hond schrok zich wezenloos, gilde in ontzetting en vloog er van door. Wij lachten ons helemaal gek. Vanwege de geweldige worp, de angst van de hond en ook de opluchting, het late inzicht dat dit heel anders had kunnen aflopen.

Ook ik had destijds grif toegegeven dat het abnormaal is, om een hond dood te gooien. Vast en zeker had ik alles aan elkaar gelogen om ermee weg te komen. Ook een jongen van 13 of 15 jaar maakt een afweging. De mensen zouden hebben gedacht aan een uit de hand gelopen jongensgrap. Zelfs de politie was mogelijk voorbijgegaan aan de onmiskenbare agressie. Ik had weldegelijk de bedoeling om mijn doelwit te verpletteren. Mijn gedrag was niet alleen onvoorzichtig, maar venijnig.

De Amerikaanse jongen zit in de cel. Zijn ouders komen geregeld op bezoek. Hij toont schuldbesef. Iedereen wil het gezin bijeen houden, de traditionele waarden handhaven. Het lijkt het best haalbare en het ontroert. Maar onder de oppervlakte voel ik dreiging. Niemand heeft iets geleerd. Moeder zet haar verstikkende gedrag voort. Vader blijft zonder mening meelopen. En wat moest die heimelijke camera in huis? De jonge dader spreekt in sociaal wenselijke volzinnen, maar blijft een gevaarlijke binnenvetter. Een echte verklaring voor zijn daad komt niet boven water.

Graag zou ik weten, of de knaap vooraf heeft nagedacht over hoe hij de zaak ging aanpakken en of hij zich eventuele gevolgen heeft afgevraagd. Ik vrees van wel, maar betwijfel of hij dit ooit zal toegeven. Gezichtsverlies is een onderschatte kracht.
Ook twijfel ik of dit alles met zijn uiteindelijke daad veel uitstaande had. Om hiervan iets te kunnen begrijpen, kijken we vermoedelijk teveel naar de gevolgen en te weinig naar de oorzaken van de uitbarsting. Onze denkkaders zijn normatief en daarmee onwillig de waarheid onder ogen te zien.
Hierin schuilt precies het gevaar: waar een geweten ontbreekt, maakt het weinig verschil of je op een leeg blik schiet of op het hoofd van een mens.

Epiloog: mijn schoolvriend volgde met genoegen en succes een militaire opleiding tot commando. Hij bezocht mij thuis om de verworven baret te tonen. Ik daarentegen wrong mij in bochten om aan dienstplicht te ontsnappen. En impliciet aan het ouderlijk huis.
Ook dit lukte. Al snel raakten we elkaar uit het oog.

Monk
18 oktober 2017
(foto: Monk)

Print Friendly, PDF & Email

Reacties zijn gesloten.