Monkwise

columns verhalen fotografie

Je t’aime, moi non plus

| Geen reacties

Een loodkleurig wolkendek schoof bijna statig voort. Hier en daar ontstonden kleine openingen, maar deze bleven onbereikbaar voor de zon. Slechts zwakblauwe vlekken werden tijdelijk zichtbaar. De aardbol wekte de indruk vermoeid te zijn en langzamer te draaien dan gewoonlijk. Zeker een half uur volgde ik dit fenomeen vanuit mijn slaapkamer, gelegen op de eerste verdieping van het ouderlijk huis. Ik was zeventien jaar en doelloos. Tenslotte kreeg ik het koud en daalde de trap af. Op de tafel  in de woonkamer lag een brief uit België.

Het liet zich raden wie mij geschreven had. Vier of vijf maanden eerder was ik met een vriend in België geweest. Hier hadden we een paar meisjes aangesproken die zussen bleken te zijn. De oudste heette Agnes en de jongere Nicole. We maakten een wandelingetje in het centrum van Marche en Famenne, een steendood stadje in de Ardennen en aten gezamenlijk een ijsje. Van het een was het ander gekomen en het draaide uit op bezoek aan huis, een ingebeelde verliefdheid en het uitwisselen van adressen. Een paar brieven waren over en weer gegaan en hierna werd het stil. Zo gaan die dingen.

De komst van de brief verraste mij nogal. Ik ritste de envelop los en ontvouwde een vel ruitjespapier. Een woordenboek had ik niet nodig, want de tekst was in eenvoudig Frans geschreven. Hij was niet afkomstig van mijn vakantieliefde, maar van haar zus Agnes.
Mij werd uitgelegd dat Nicole niet had teruggeschreven omdat zij was gekidnapt en een periode vastgehouden ergens in Noord Frankrijk, zo’n honderd kilometer van hun woonplaats. Samen met een jongen die daar ook belandde, was zij er uiteindelijk in geslaagd aan haar belagers te ontkomen. Bij thuiskomst bleek zij te zijn veranderd in een zwijgzaam en neerslachtig meisje, dat weinig losliet over haar onvrijwillige verblijf. In het midden werd gelaten of van mij iets werd verwacht en of verder contact gewenst was.

Allerlei wilde voorstellingen over wat daarginder was gebeurd kwamen in me op. Ontvoerd? Verkracht? Verkocht aan een pooier? Zou ik haar bellen? Beetje raar, al was het maar omdat ik geen telefoonnummer wist. Schrijven dan, een ansichtkaart sturen? Ik twijfelde, vroeg me af waartoe dit alles kon leiden en keek eens op de landkaart die we destijds hadden gekocht en in mijn bezit was gebleven. De Ardennen, daar zou onderhand een pak sneeuw liggen, stelde ik mij voor. En de afstand kon moeilijk in een enkele dag worden overbrugd met een brommer. Het ging om minstens drie honderd kilometer. Geld om ergens te overnachten ontbrak mij natuurlijk. Ik had niet eens genoeg om de nodige benzine voor mijn dagelijkse schoolgang te betalen. Toestemming voor zo’n drieste expeditie lag evenmin voor de hand. Wat zou ik trouwens moeten als ik er eenmaal was? Besluiteloos over wat te doen, deed ik niets.

Ik verborg de brief zorgvuldig om te voorkomen dat mijn moeder er naar zou zoeken. Ik had geen krimp gegeven op haar vragende wenkbrauwen.
Gewend mij in de gedachtewereld  van mijn ouders te verplaatsen, raadde ik de reden van haar ongerustheid aanstonds. Moeder vreesde dat de brief wel eens kon samenhangen met mijn veronderstelde uitspattingen in den vreemde. Anders gezegd: het was bij haar opgekomen dat ik daarginder mogelijk een meisje had bezwangerd en hierover nu onheilspellende berichten had ontvangen.
Is er iets met dat meisje, vroeg ze tenslotte. Tevreden haar voor een keer in het ongewisse te kunnen laten, had ik slechts vaag geglimlacht.

Het waren verwarrende tijden. Mijn ouders hadden pas hun akkerbouwbedrijf verkocht, maar we woonden nog op de oude plek, in afwachting van een nieuw te bouwen huis. Ik was aangeslagen door de situatie, temeer daar nergens over gepraat kon worden. Zwijgen over gedane zaken en al helemaal over gevoelens was de norm en deze houding had ik mij allang eigen gemaakt.
Zelfs tegen mijn vriend hield ik mijn mond. De gedachte was bovendien bij me opgekomen, dat hij me zou uitlachen. Het verhaal uit België was misschien kletskoek, een truc om mij te dumpen.
In mijn vakantie rond de kerst werkte ik op het land van mijn ouders. Zo kon dit netjes worden overgedragen aan de nieuwe eigenaar die ik haatte. Mijn huiswerk bleef liggen, net als het voornemen iets van mijn leven te maken. De sfeer in huis was slecht.

Januari kwam en op de eerste de beste morgen dat ik weer naar school moest, had het geijzeld. Eraan gewend me door niets te laten tegenhouden, klom ik op mijn brommer en begon aan de tocht. Binnen een paar honderd meter ging ik hard onderuit, met schade en een stijve knie als resultaat. De rest van de dag zat ik thuis. In de middag haalde ik de brief uit België tevoorschijn, las hem nog eens door en besloot hem op het erf te verbranden.

De eerstvolgende zomer trok ik wederom met de vriend naar de Ardennen. Op zijn aandringen bezochten we de meisjes bij hen thuis. Inderdaad, Nicole was zwijgzaam en ontoegankelijk. Het leek me een beetje raar om hierover vragen te stellen, dus liet ik dit na. Onwillig ging ik in op het voorstel om de volgende avond naar een dancing te gaan waar de meisjes ook zouden zijn. Ik ging wel mee, maar beperkte me tot het roken van Belga sigaretten en het leegdrinken van glazen Jupiler. Op de bühne speelde een slecht bandje, maar het publiek vond het best. Mijn vriend danste geregeld met Nicole. Ik zag het aan en ergerde mij natuurlijk dood. Op zeker moment kreeg ik van hem te horen dat hij en Nicole sinds een paar maanden contact hadden. Er was over en weer gebeld en geschreven, zo zat het. Ik drukte een biljet van 500 francs van ons vakantiebudget achterover, opdat wij eerder naar huis zouden moeten.

De tijd is een gommetje dat met potlood geschreven aantekeningen probeert te wissen. De oorspronkelijke woorden staan er nog wel, maar ze verliezen hun betekenis en worden overschreven door nieuwe gebeurtenissen.
Er gingen een paar decennia voorbij voor ik weer eens in de buurt kwam. De vriend was allang uit mijn blikveld verdwenen. Ik liet mijn vrouw op de camping en reed naar het centrum van Marche om de situatie nog eens te aanschouwen. Zoals dat gaat, herkende ik alleen de ijswinkel. Het stratenplan zei me niets, de gebouwen waren me vreemd. Desondanks vond ik het huis waar het Belgische gezin woonde of had gewoond. Op een beschutte plek parkeerde ik de auto en bleef zitten om op mijn gemak te kijken. Op zeker moment verscheen een vrouw uit het huis, onmiskenbaar de moeder van Nicole en Agnes. Ze was destijds erg aardig voor ons geweest en zou mij misschien verder kunnen helpen. Twijfel sloeg me nu om het hart. Helpen waarmee? Wat had ik hier te zoeken? Wat zou ik doen als de meisjes, die natuurlijk allang getrouwde vrouwen waren, ineens naast mijn auto opdoken en mij zouden herkennen? Of zelfs dat niet?

Terug op de camping was ik somber gestemd. Even had ik de illusie gehad aan het verleden te raken, onafgemaakte zaken alsnog op te helderen. Ik ben gewend aan uitgestelde inlossing van wensen en verlangens. Graag had ik geweten wat er ooit was gebeurd of niet en of het nog in orde was gekomen met de meiden. Het opduiken van hun moeder in de moestuin had mij verward. Een fractie van een seconde had het mij niets verbaasd als de klok ineens was teruggezet en de film teruggedraaid. Iedereen zou weer present zijn, hun stemmen klonken als vanouds en op de achtergrond zeurde het domme plaatje dat mijn vriend voor de meisjes had meegebracht: Je t’aime, moi non plus. Hierover had ik vertaalgrappen bedacht: Ik hou van je. Ik ook niet. Of anders kon iemand me vertellen dat het maar een droom was geweest, dat de Belgische meisjes nooit hadden bestaan, ikzelf degene was die hen had verzonnen en gekidnapt om in mijn dwaze leven op te draven en een gezicht te geven aan mijn verlangens en fantasieën in die winterpolder van toen.

Ik stond op de camping en keek omhoog naar de hemel. Uit loodgrijze wolken viel af en toe een druppel. Dat was alles.

Monk

23 december 2011

Print Friendly, PDF & Email

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.