Mijn stoute collega komt uit een gezin waarin de vader persfotograaf is. Haar moeder werkt in een schooladministratie. Het gaat mij niets aan dit te weten, maar onkruid komt overal en dus weet ik het toch. Ik zie hen een keer wanneer ik pas kort bij het CBSR werk. Ik haal de mensen op met de lift. Ze komen voor hun dochter, maar naar de reden informeer ik niet. Twee jaar later zie ik hen opnieuw, nu op het andere werkadres. Zij zijn onbekend met de ontwikkelingen tussen dochterlief en mij, iets dat een beetje ongemakkelijk aanvoelt. Aan de andere kant: wat is er in feitelijke zin helemaal gebeurd? Tot dusver is het een flirt, in principe eenvoudig terug te draaien.
De ouders helpen met het transport en het aan wanden bevestigen van een aantal schilderijen, door mijn zoencollega gemaakt. Hiertoe is de scholingsruimte van het CBSR gekozen. Voor mij een grappige zaak, omdat in mijn vorige baan hier de gemeentelijke aankopen BKR plaatsvonden. Elke week boden zo’n 35 kunstenaars werkstukken aan ter voorlegging aan een Commissie. De vader is praktisch nogal onhandig, dus help ik hem een handje. Hij ruikt naar aftershave.
Er volgt een opening met een toespraak en een drankje. We zijn omringd door frisse schilderijen, onmiskenbaar gemaakt door een vrouw. Het doet oude tijden herleven, waarin het werk dichterbij me stond en ik mijn gang kon gaan. Mijn nieuwe baas is altijd nadrukkelijk aanwezig, zo niet fysiek dan toch als schaduw. Ten behoeve van de reorganisatie zijn kleine werkgroepen ingesteld, zes of zeven in getal. Alle facetten van wat wij al doen en nog kunnen oppakken, worden doorgelicht. Ik heb het niet voor mogelijk gehouden, maar de baas heeft het zo geregeld dat hij in ieder van deze werkgroepjes meepraat, hetgeen betekent dat op elke gedachte en ieder vel papier zijn voetafdruk komt te staan. Waar ik aanvankelijk inzet toon in twee groepjes, zinkt de moed mij gaandeweg in de schoenen en resteert voornamelijk weerzin. Ik maak een opmerking over de gang van zaken, aanleiding voor de baas om in de eerstvolgende Staf luidkeels te klagen.
Monk vindt mij een workoholic!
Natuurlijk is het de bedoeling dat anderen met hem meeleven en mij met de vinger wijzen. Toevallig ben ik een keer wakker en antwoord precies en nijdig.
Je mag van mij werken wat je wilt, zolang je maar niet overal je neus in steekt en van anderen verlangt dat zij net als jij in het weekeinde ermee bezig zijn.
Waarop natuurlijk weer gekrakeel uitbreekt. Een half uur later haak ik uitgeput af en zit de tijd uit met het tekenen van een doolhof. In het midden komt een galg te staan.
De ene dag gaat over in de andere. Brieven en rapporten komen binnen, andere vinden de weg naar buiten. Elke dag zie je dezelfde mensen in hun koffie roeren. De namen op postbakjes laten los of tonen slijtage, geluiden zwellen aan en sterven weg. Zelfs aan permanente spanning, de mogelijkheid van een roofdier dat in het struikgewas rondhangt, raak je op den duur gewend.
Toch verandert er geleidelijk iets. De collega die haar tijd heeft benut met studeren, bereikt haar doel en wordt door de baas doorgesluisd naar een vrijkomende post als raadsvrouw. Vervanging laat op zich wachten. We improviseren. De tijden zijn onzeker. Ik toon geen belangstelling voor de vrijgekomen baan. Geen enkele verandering van positie binnen deze club boeit mij zolang de baas hier zit. Hij zal alles blokkeren en hoe eerder zijn gezicht uit mijn leven verdwijnt hoe beter.
In dit opzicht heb ik soms geluk. De baas valt af en toe uit wegens ziekte. Het gerucht gaat dat hij iets aan zijn voeten mankeert, maar ik zie hem nooit strompelen of hinken. Ik denk eerder aan problemen op een plek van het lichaam waar de zon nooit schijnt. Zijn bezoeken aan de wc duren een eeuwigheid en het resultaat maakt dat de bladeren van de kamerplanten vallen.
De door hem aangevoerde Marokkaanse telefoonjongen blijft ineens weg. Naar verluid omdat hij teleurgesteld is. Het is een woord van de baas. De jongeman had gehoopt door het gehele bedrijf te circuleren, aan alles te kunnen snuffelen. Kennelijk te lang heb ik eraan vastgehouden hem eerst maar eens wat discipline en tijdsbesef bij te brengen. Het voornaamste dat hij heeft geroken, is de onmogelijke damp van de baas als die weer eens de pleedeur achter zich liet openstaan.
Zodra de baas zich ziek meldt, daalt er ontspanning neer over de afdeling. Zelfs begin ik me af te vragen of er na de reorganisatie nog plek voor mij kan zijn in de herberg. Maar liever ben ik hier helemaal niet.
De expositie heeft de baas op een idee gebracht. Eerder hebben we zijn belangwekkende Dagboek mogen bewonderen, gemaakt tijdens zijn vakantie in Indonesië. Deze keer bestaat hij het om, zodra de schilderijen van mijn zoencollega zijn weggehaald, aan te komen met een stapel prutswerk van eigen makelij. Zo kunnen we zien hoe creatief de man is en van alle markten thuis. Het is om gek van te worden. Ook nu komt er een opening, met drank en zoutjes. Een al wat oudere collega van de administratie loopt langs het werk. Hij draagt een dikke trui en denkt geregeld dat hij kanker heeft of een abces in zijn hersenpan. Hij hijgt van de warmte. De baas ziet hem kijken, loopt er laconiek heen.
En, wat vind je ervan?
Het duurt even, maar dan komt er een echte reactie.
Eigenlijk vind ik ze een beetje kinderachtig.
Ik geloof mijn oren niet en blijf op afstand, in de verwachting dat ieder moment onweer kan losbreken. Maar er gebeurt helemaal niets. De baas vertrekt geen spier. Hij kijkt zelf nog eens goed naar het bekritiseerde werk en verwijdert zich zwijgend. Er lopen belangrijker mensen rond om mee te praten.
Mijn heimelijke geliefde en ik vieren de afsluiting van haar expositie op vrijdagmiddag in een café. Zij heeft een cadeautje voor me: het schilderijtje dat ik erg mooi vind maar niet heb durven kopen en bovendien moeilijk thuis kan ophangen. Mijn vriendin is niet op haar achterhoofd gevallen en er zal bonje van komen. Nu bezit ik het alsnog en inderdaad, het zal tot ruzie leiden.
Een week later. Er wordt aangebeld en even later hangen we aan elkaar. Woorden van voorzichtigheid en laatste barrières halen niets meer uit. De dijken bezwijken onder de druk, de golf die op het kleine schilderij al te zien was overspoelt het gezonde verstand en de moraal. Je kunt zeggen dat het van geen kant deugt wat wij doen, maar het voelt aan als een bevrijding.
Zo gaat het leven zijn gang, tegen de verdrukking in, reikhalzend naar het licht, door niets te stoppen.
Monk
9 juni 2012
(foto: Monk)