Monkwise

columns verhalen fotografie

Werkvloer 2

| Geen reacties

 

Het internet leert dat de door de baas beoogde privatisering van de gemeentelijke afdeling waar we werkten, nooit tot stand is gekomen. Wel werd het bureau gereorganiseerd, omgebouwd of afgebouwd naar een scholingsbureau. Hierna kwam er nog eens een emmer koud water overheen, maar de ambtenaren bleven ambtenaar. Alle inzet voor de gang naar een particuliere arbeidsstatus is vergeefs gebleken. De vrees van anderen juist hiervoor bleek voorbarig. Wat had de stad ook gemoeten met een marktgericht werkend bureau dat desgevolg denkt in termen van winst maken in plaats van zich te bekommeren om de publieke zaak? Hoe zouden mensen die een flink arbeidsverleden hebben opgebouwd binnen de overheid en gewend noch geschikt zijn om in een zo’n bedrijf te werken, zich moeten handhaven? Wat was de drijfveer achter de privatisering anders dan de ambitie van betrokken politici en ambtenaren om hoe dan ook iets te veranderen, te scoren met een aanwijsbare prestatie, of deze nu gunstig zou uitpakken of niet?

Google levert summiere informatie over het allang opgeheven bureau. De naam van mijn vroegere baas wordt nergens vermeld, zelfs niet op de namenlijst van het kerkhof waar hij anderhalf jaar na mijn aftocht terecht kwam. Deze anonimiteit is mooi en rechtvaardig. Binnenkort zal ik er eens een biertje op drinken.

Het is januari. De verwarming in mijn kamer zorgt niet alleen voor een aangename temperatuur, maar brengt ook een merkwaardig geluid door de buizen en radiatoren teweeg. Luchtbellen worden rondgepompt als de gedachten van ambtenaren die van buitenaf niet worden gecorrigeerd. Het nodigt uit om bij in slaap te vallen.
Boven mij, in de kamer van de baas die onlangs weer eens van kamer veranderde, is het rustig. Ik heb evenwel gezien dat hij weldegelijk aanwezig is en zelfs een nota heeft geproduceerd. Deze gaat over de administratie, mijn toko. Hieraan mankeert van alles. Hij beweert dat hem allerhande klachten ter ore zijn gekomen tijdens mijn ziekteverlof. Ik was niet ziek, maar mocht niet lopen vanwege een infectie aan mijn voet. Drie keer achtereen moest ik mij in een polikliniek laten behandelen om er definitief vanaf te komen. Een mooie gelegenheid tot het ventileren van ergernis.
Aan zijn gezicht te oordelen, moeten de problemen op de afdeling vooral aan mijn disfunctioneren worden toegeschreven. Ik begrijp daarom het slechte humeur van de man niet helemaal. Hij zou juist opgetogen moeten zijn, nu mijn herhaalde afwezigheid hem een stok aanreikte om klappen mee uit te delen. Het is ook nooit goed.
De kwestie moet grondig worden aangepakt, heeft hij mij laten weten, want wij streven een flitsende organisatie na. Dit is een concurrerende instelling, met een bedrijfsmatige cultuur.
Niet iedereen op kantoor begrijpt wat hij bedoelt, maar ik wel. En het is waar dat ik hiertegen verzet biedt, hardnekkig, latent en nauwelijks aanwijsbaar.

Beneden mij is een grote ruimte, gebruikt voor repetities, scholingsbijeenkomsten, plenaire bijeenkomsten en dergelijke. Ik was er een keer als deelnemer aan een cursus, toen de baas de ruimte betrad. Hij moest naar de wc en die bevond zich langszij onze ruimte. Vlakbij zijn eigen kamer is ook een toilet, maar de baas moest en zou precies naar deze plee. Binnen een paar minuten stonk het bij ons naar dood en bederf. Daar kwam naderhand nog ruzie van, maar deze keer niet met mij. Soms lijkt ruzie bij deze man wel een doel.

Door de vloer heen hoor ik verschillende mensen lachen. De nieuwjaarsviering is ongeveer begonnen, ofwel er wordt een voorschot genomen. Er zijn kratjes bier gehaald en zes flessen goedkope wijn. Ik drink nooit op mijn werk. Nimmer zal de baas of wie ook kunnen zeggen dat ik naar alcohol ruik. Maar mijn doel is vooral om helder van geest te blijven. Geen situatie leent zich immers beter voor het doordrammen van vreemde koerswijzigingen als een feestje. Het blijft opletten.
De overbelaste, maar door mij verkeerd aangestuurde administratie is volop bezig geweest met de voorbereiding. De al genoemde drank moest worden gehaald en verder stokbroden, brie en selderij. Iemand heeft thuis gehaktballetjes gebraden. De satésaus wordt bruikbaar gemaakt op de warmhoudplaat van de koffiezetter. Mijn rol heeft zich beperkt tot het zaniken tegen de baas over geld. Ik vind dat er kasgeld moet zijn om rekeningen van middenstanders meteen te betalen. De baas huldigt de mening dat wij dit geld even moeten voorschieten en naderhand kunnen declareren. Ik vermoed waarom hij deze situatie in stand houdt. Hij wil over alles controle houden, niet alleen in zaken die mij aangaan.

Ik werk aan een schema van de aanstaande reorganisatie. Het gaat om een tijdspad en er moeten uitnodigingen en bevestigingen de deur uit. Ik werk nauwgezet en langzaam, als een timmerman die honderd spijkers teveel in de dakspanten jaagt, maar zeker weet dat het dak de eeuwigheid zal trotseren. Benodigde brieven teken en verzend ik zelf. De baas vat dit op als illegale buitensluiting van zijn eigen persoon, maar dat is hoogstens ten dele waar. Ik heb ruimte nodig voor eigen beslissingen en geen zin om overal goedkeuring voor te vragen. Dan had hij maar een bedelaar in mijn plaats moeten benoemen.

Het feestje roept herinneringen bij me op aan vroeger, wanneer er mensen bijons thuis arriveerden voor een verjaardag. Dan was ik nog in mijn kamer op de eerste verdieping, terwijl onder mij de gasten binnenkwamen. Dit moment veroorzaakte altijd een bepaalde spanning. Aan de ene kant wilde ik wel naar beneden om de mensen te zien, aan de andere kant probeerde ik het verlaten van mijn kamer zolang mogelijk uit te stellen.

Het valt me in dat de baas boven mij en de feestvierders beneden dezelfde taal spreken. De collega’s van de administratie hebben geklaagd over wat van hen werd verwacht, maar voegden zich waar ik hun verzet wilde steunen. Er is een wederzijdse betrokkenheid en aanvaarding van de status quo. Ik gedraag me zoveel mogelijk zelfstandig, om niet te zeggen onafhankelijk. Hierin schuilt de kern van het bezwaar dat de baas tegen mij heeft. Mijn houding is weliswaar correct, maar mijn gereserveerdheid past niet in zijn filosofie.

Zonder op mijn horloge te kijken, voel ik de tijd aan. Het is een abnormaliteit, een afwijking. Op ieder uur van de dag kan ik zeggen hoe laat het is en zelden zit ik er meer dan 10 minuten naast.
Langzaam begin ik mijn bureau op te ruimen. Het dringt tot me door dat het sluimerende conflict met de baas structureel zal zijn. Daar kan ik geen gedonder bij hebben met mijn eigen administratie. Ik besluit naar beneden te gaan en eens losjes uit te zoeken wie waarover heeft geklaagd en waarom dit niet tegen mij is gebeurd. Of het veel zal opleveren is een andere zaak, maar het kan nooit kwaad verschillende bronnen aan te boren. Ik sta op en verzamel mijn geringe privé bezittingen. Het weekeinde staat voor de deur en ik heb geen zin heel lang rond te hangen tussen bier en sigaretten, vriendelijkheid en venijnige opmerkingen.

Op de trap klinkt gestommel. De baas daalt af naar de werkvloer en ik volg in zijn kielzog. Bijna achterhaal ik hem, heb ik gelegenheid mij op hem te werpen. Het gaat een mooie nieuwjaarstoespraak worden, een beetje langdradig waarschijnlijk, maar vooruit. Het zal niet gaan over nieuwe bezems die schoon vegen, want deze opmerking pareerde ik al eens door te zeggen dat oude bezems alle hoeken van de kamers kennen en nieuwe niet. Ik neem me voor mij op te stellen in de buurt van de gehaktballen met satésaus.

Monk

15 mei 2012

(foto: Monk)

 

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.