Monkwise

columns verhalen fotografie

Werkvloer 9

| Geen reacties

 

 

Er staat nog slechts een vierdaagse werkweek voor de deur alvorens mijn zomervakantie begint. Als ik er aan denk, word ik al doodmoe.
Maandag: stafvergadering, halve dag kwijt plus notulen uitwerken. Dinsdag: conferentie bij KPMG over de reorganisatie, hele dag onder de pannen. Woensdag: vergaderen en werk overdragen. Donderdag: afscheid van een collega staflid. Ik laat de weekinvulling nog eens tot me doordringen en besef dat ik op mijn tandvlees loop, mentaal rijp ben voor de sloop. Ziekmelden is geen optie. Maandagmorgen is verdacht. Iedereen zal denken dat ik het weekeinde verkeerd heb doorgebracht en mijn snor druk. Dinsdag is de conferentie en die wil ik niet missen na wat zich eerder afspeelde op de afdeling. Woensdag is het de moeite niet meer om nog weg te blijven en bovendien moet iemand mijn werk overnemen tijdens de vakantie. Over donderdag twijfel ik nog: de vertrekkende collega is absoluut bekwaam, maar minder aangenaam in de omgang. Dat is nog daar aan toe, maar op de afdeling circuleert een Leuke Map, waarin we herinneringen aan de collega mogen opschrijven, foto’s kunt inplakken en desnoods de hele kleuterschool mag overdoen. Humor is toegestaan, heeft de baas gezegd. Ja, in dat geval dooft het licht.

Voor mijn vertrek naar het werk ravot ik extra lang met de poes. ’s Nachts is hij alleen en slaapt, dus in de morgen wil hij heen en weer rossen door het huis. Na twintig minuten vind ik het genoeg. Ga jij maar lekker tv kijken, zeg ik tegen hem. De vorige avond heb ik erg gelachen omdat hij vogelgeluiden uit de beeldbuis hoorde komen en de kwestie minstens een kwartier bleef onderzoeken.

De stafvergadering duurt tot kwart voor zes. Eindeloos wordt doorgezanikt over wat ons de volgende dag bij KPMG te wachten staat. Ik volg de minuten op de wandklok. Het lijkt op een gijzeling. Ik verdenk de baas ervan, dat hij ons het liefst de hele nacht hier zou houden. Onvermijdelijk dwalen mijn gedachten af naar de vorige bijeenkomst, gehouden op de hei. Erg ver kwamen we niet. We zaten in een zaaltje bij het Amsterdamse Bos, naast of boven een tent waar je voorheen kip-in-het-pannetje kon eten. De baas kwam te laat, liet ieder van ons wachten en werd door het liberale staflid op zijn nummer gezet. De baas zette meteen zijn huilgezicht op: kan ik er wat aan doen?

Ik ben die dag in een serieuze ruzie met hem beland. Waar hij de kool en de geit wil sparen, stel ik de zaak op scherp.
We kunnen twee dingen doen. Ofwel we nemen het bestaande personeel als uitgangspunt en passen de activiteiten aan op de mogelijkheden die dit geeft. Dit vraagt veel bijscholing en het is de vraag of we het daarmee redden. Ofwel we bepalen waaraan een nieuw Bureau moet voldoen om op de vrije markt te kunnen overleven en selecteren hier geschikt personeel voor.
Baas ontplofte bijna.
Monk wil ons allemaal ontslaan! Nou, denk maar niet dat jij dan weer wordt aangenomen!
Ik blijf kalm en sla terug.
In dat geval moeten we inderdaad allemaal solliciteren en ik denk dat er op de salariskosten flink bezuinigd zal moeten worden. Een bedrijf gaat niet alleen over geld verdienen, maar ook over kostenbeheersing.
De baas zit minstens vier salarisschalen boven mij, dus hij weet wat ik bedoel: in de nieuwe herberg is voor hem geen plek.
Het conflict veroorzaakt enige hilariteit, maar daar blijft het bij.

Thuisgekomen vind ik papieren die ik geacht wordt door te nemen voor de volgende dag . Ze zijn bedoeld om naar KPMG mee te brengen. Ik eet met tegenzin, speel met mijn harige huisgenoot en kruip om tien uur in bed. Met ademhalingsoefeningen probeer ik in slaap te geraken.

Aan de balie van het KPMG kantoor staat een medewerker, type jasje-dasje. Ik zie gelijk dat hij niet de echte portier is. Hij taxeert in een oogwenk mijn sobere kleding en informeert naar de reden van mijn bezoek.
Ik kom voor het CBSR.
De man bestudeert een computerscherm. In alle bedrijven staan computers, behalve op ons kantoor.
Waar staat dat voor?
Ik vraag me af wat dit hem kan schelen.
Centraal Bureau Sovjet Radicalen.
De man kan wel tegen een geintje.
En uw naam?
De naam is Monk, EM OO EN KA.
Ik krijg een badge uitgereikt, waar Guest op staat. Ik ben een naamloze in de drom der namelozen, aan de gelijken schijnbaar zeer gelijk, om met de dichter Bloem te spreken.
Veel plezier vandaag.

En daar zit ik dan. Een nieuwe wereld is het: fris als de Jonge Fa van de tv reclame voor zeep, omringd door alfamannetjes in maatkostuums, met veerkrachtige tred en high tech apparatuur. Dat het bij ons ooit zo zal worden, lijkt me ondenkbaar.
Mijn collega’s komen iets later binnen. Je ziet al bij de deur wie straks bij wie gaat zitten.
We ontvangen een glossy rapport, bevattende een analyse van expertise en marktpositie. Ons vertrekkende staflid is afwezig. Zij heeft iets anders te doen, iets beters.

KPMG snelt door de materie en heeft een verrassing voor ons: we mogen rekenen. Het klinkt allemaal als hardcore, maar is zacht als boter en ontslaat KPMG op voorhand van verantwoordelijkheid. Knappe zet. Ik bewonder deze mensen. Ze ouwehoeren zonder de lichaamshouding aan te nemen van een veroordeelde, zoals de baas erbij staat.
Er wordt geschat welke stadsdelen ons als leverancier willen houden en welke andere marktpartijen geworven kunnen worden. De vraag is, welke diensten wij kunnen leveren en tegen welke kostprijs. Zo kom je tot financiele inzichten, schijnt het. Ik hoor het aan en vraag me af of aan onze diensten wel behoefte is, maar houd mijn mond. De stroming is mij te sterk om tegenin te roeien.
Tot overmaat van ramp nestelt de baas zich in mijn nabijheid en ik begrijp snel waarom. Niemand van ons heeft namelijk een rekenmachientje bij zich en de baas denkt dat ik goed kan hoofdrekenen. Uit de losse pols zullen wij onze toekomst wel even bepalen. Als hij er niet uitkomt welke (hoge)bedragen wij van de stadsdelen kunnen lospeuteren, vraagt hij aan mij wat de uitkomst is.
Wij zitten erbij als een getergd klasje van de Handelsschool. Ik zweet en vervloek mijn gang naar deze schertsvertoning.

Na een uur of twee sta ik op om te vluchten, maar zo eenvoudig is dit niet. Voorlopig geraak ik tot de wc, waar ik overweeg de gewoonte van het roken weer op te vatten. Een pakje sigaretten, daar heb ik trek in. Na een minuut of vijf keer ik terug en bekijk de schilderijen die ik eerder opmerkte. Ik zoek naar handtekeningen en herken de namen uit mijn vorige baan. Vraag is, hoe deze werken hier terecht zijn gekomen. Met tegenzin neem ik weer plaats en verneem dat er alleszins perspectieven voor ons zijn, gesteld dat we de juiste acquisitie toepassen. De baas knikt mij toe alsof dit een kolfje naar mijn hand is. Ik kijk op mijn horloge. Nog een half uur te gaan voor de middagpauze en daarna minstens vier uren erbij in dit gekkenhuis. Napraten op een leuke locatie zal op het laatste moment worden voorgesteld, daar kun je scherpe mosterd op innemen. Ik bedenk dat ik morgen de notulen moet uitwerken, de hersenspinsels van de baas. Ik zal hem bijtijds influisteren dat dit een klus is voor het dik betaalde KPMG.

Om half 1 geef ik er definitief de brui aan. Ik buig me naar de baas en zeg hem dat ik vertrek. Ik voel me inderdaad beroerd en opgefokt, maar bovenal stel ik geen enkel vertrouwen in de poppenkast die hier wordt opgevoerd. Om hem geen gelegenheid te geven tot antwoorden, tik ik met mijn balpen op het vel papier dat voor mij ligt.
Je rekent je rijk, maar wat weten wij helemaal van calculeren?
Tussen de anderen door schuif ik naar de garderobe. Ik beweeg me kalm, bijna in slow motion. Eenmaal bij de buitendeur verandert mijn tempo resoluut. Met grote stappen doorsnijd ik de parkeergarage, spring in mijn auto en sluit mijn ogen: starten baby, help mij hier wegkomen.

In de woonkamer ligt de kat op zijn kussen. Niet gewend aan het vroege tijdstip van mijn binnenkomst blijft hij liggen en werpt mij een verwijtende blik toe. Ik houd mijn jas aan, stop wasgoed in de machine, smeer een boterham en eet deze staande op. Meteen vertrek ik om boodschappen te halen, vrij door de straat te fietsen, adem te halen en de zon op mijn gezicht te voelen.

Op de fiets denk ik na over de situatie. Ik zal in ieder geval mijn reguliere werk moeten overdragen voor ik met vakantie ga. Op een stil stuk van de gracht vloek ik hartgrondig. Het beste is alsnog naar het Bureau te gaan en daar de zaken af te handelen.
Om half drie zit ik achter mijn kantoormachine en rammel een A-4 vol met werkinstructies. Het is verder doodstil in het gebouw. Iedereen zit immers te zweten bij KPMG. Binnen een uur ben ik klaar, maak kopieën voor wie het aangaat en bestijg de drie trappen welke leiden naar de werkkamer van de baas.
Na de zoveelste interne verhuizing is hij terecht gekomen op de hoogstgelegen verdieping. Onze Lieve Heer Op Zolder, noemt hij het.
Zijn kamer is warm en rommelig. Op een metalen kast staat een oude, vernielde schrijfmachine. Het verhaal gaat dat iemand (maar wie?) deze Triumph ooit uit woede door het raam heeft gesmeten. De baas heeft zich erover ontfermd en koestert het wrak als een fetisj, een symbool van zijn eigen lijden op de aardbol. Hij vindt het ding heel apart.

Thuis tref ik de poes op de vensterbank. Hij kijkt naar buiten, spitst zijn oren, maar heeft geen zin zijn kop naar me toe te draaien. Hij weet zo wel wie ik ben.
Mooie panter, fleem ik, verdomde parasiet. Wil jij een lekker stukje kip?
Ik zie het lichtje van de wasmachine, maar heb geen energie om broeken en handdoeken op te hangen. Staande naast de koelkast drink ik uit een fles frisdrank. Ik snijd een stuk gekookte kip voor de kat en laat hem spartelen om bij zijn eetbakje te komen. Even later lig ik languit op bed. Ik sluit mijn ogen en juist wanneer ik in slaap dreig te vallen, voegt de huispanter zich bij me. Hij snort en nestelt zich tegen mijn benen.

Monk

23 mei 2012

(Foto: Monk)

 

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.