In 1966 verscheen het boek Bericht aan de rattenkoning* van Harry Mulisch. Het behandelt de geschiedenis van Amsterdam in de periode 1965-1966, opkomst en ondergang van PROVO.
Harry trekt voortvarend van leer: Het politieke probleem in de wereld is doodsimpel. (-) De tegenstelling in de wereld is die tussen rijk en arm. Dit is punt 1.
Uitgelegd wordt hoe de Amsterdamse regenten (na 1945 altijd goed gevuld met PvdA) met hun starre paternalistische houding de bevolking aan het lijntje houden. Politieke nederlagen schrijven zij toe aan simpelheid bij het volk of aan communicatieproblemen. Regelrechte leugens worden evenmin geschuwd. Opvallend in de dagen van Provo is het selectieve geweld dat de overheid hanteert. Voor Mulisch is het duidelijk: de regenten hanteren klassenjustitie en deze dient botweg om de macht te handhaven.
Veel nieuws is er niet onder de zon.
De hedendaagse filosoof Slavoy Zizek schreef een boek over geweld*. Hierin wijst hij op de nadruk die door politici en media aanhoudend wordt gelegd op het subjectieve geweld als terreuraanslagen, rampen van technische of natuurlijke aard en cybercrime. De overheid drijft op een angstcultuur.
Het onderliggende systeem, uiteindelijke motor van het zichtbare geweld, is anoniem en besloten in uitgangspunten en redeneringen waarvan de zittende macht zich bedient. Dit noemt Zizek het systemische geweld. Hiertoe behoort beslist ook de taal.
Op eigen gezag wil ik in dit verband verwijzen naar de term progressief, decennia lang het prerogatief van de sociaal democraten. Inmiddels weten we hoe zwak en versteend de vakbonden zijn en waar de PvdA staat. De hedendaagse VVD bedient zich graag van termen als noodzakelijk en logisch. Dit moet verwijzen naar gezond verstand en het ontbreken van een ideologie, een stelsel van uitgangspunten.
De bonzen van 2014 hebben dezelfde belangen als die van 1966: macht. Wat veranderde, is hun stijl. In de dagen van Provo waren machthebbers onbuigzaam en niet bereid tot veranderen. Verzet werd beantwoord met de gummiknuppel. Vandaag de dag nemen zij juist aanhoudend het voortouw en overspoelen de samenleving met nieuwe producten en diensten. Ook prediken zij transparantie, totale communicatie, dynamiek en flexibiliteit. Hierbij wordt de verantwoordelijkheid om te slagen in het leven eenzijdig afgeschoven naar de individu: meedoen of afhaken is een keuze, niet het gevolg van een maatschappelijke structuur. Waarbij u mag bedenken, wat het woord slagen betekent in neoliberale taal.
Intussen nemen machtsconcentratie (zoals databanken) en bezitscumulatie toe en groeit de berg onbruikbare en afgedankte mensen. Gemakzucht en apathie dalen neer in de meute die het tempo niet kan bijbenen en als het ware wordt verlost de eigen vrije wil.
Provo verzette zich niet door harde confrontaties te zoeken (die men zou verliezen), maar met permanente beweging en ongrijpbaar uitdagen en treiteren. Deze aanpak werd ontleend aan de communisten van Mao.
De anti-globalisten en andere eigenheimers van vandaag zijn goeddeels tot dezelfde wijsheid gekomen. Steeds minder laat men het aankomen op fysieke confrontaties en zoekt kleine weggetjes om aan het systeemgeweld te ontkomen.
Je hoeft geen ziener te zijn om te begrijpen dat er nog een lange weg is te gaan voor het evenwicht is hersteld. De regenten zitten stevig in het zadel, de media buigen als de Telegraaf in de dagen van Provo. De massa klemt zich vast aan hypotheek en slechte cao. Op de vrije avond is er tijd voor een Stille Tocht of Junk TV.
Monk
20 juli 2014
Foto: Monk/Artbitch
* Slavoj Zizek: Geweld. Vertaling I. v/d Burg. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2009