Wanneer Baas zijn armen achter het hoofd vouwde en grote zweetplekken in het okselgebied onbewuste geurdominantie afscheidden, zag ik een tekst boven hem verschijnen: I am God.
Een fascinerend moment waarmee werd aangetoond dat een mens moet oppassen aan anderen zijn ingevingen prijs te geven.
Want let wel: wij waren bijeen in de kleine vergaderzaal om op commando creatief te zijn, mee te denken, vorm en gestalte te geven aan uitgangspunten geformuleerd door anderen, door Baas bijvoorbeeld die voor de gelegenheid zijn jasje had uitgetrokken en onderuit hing op zijn stoel, achteloos grijnzend, de vergadertijd geblokt in de agenda die voor hem lag. Brainstormen in kaders van aangewezen uren in plaats van relaxen en een idee laten opkomen, manipulatie waar ongedwongenheid het enig bruikbare uitgangspunt is.
Baas was zich evenmin van kwaad bewust als zijn aanhangers, de gematigden en een obligate dwarsligger die zich rond hem schaarden als in een Bijbelse voorstelling. Zelfs de koffiedame die kwam aanzetten met potten verse koffie, leek in de samenzwering betrokken, al was het slechts voor een moment. Broodjes waren in aantocht, zij het in ruil voor onze pauze.
Ogenschijnlijk was het een spel dat de spot dreef met posities, belangen en gevaren die je tijdig moest inschatten. En er waren immers kansen voor kenners en speurneuzen. Maar geen rollenspel verandert iets aan bestaande verhoudingen. Je bent je bewust van waar je staat en handelt er naar. Het verplichte karakter van het toneelstuk wees al in die richting.
Na de bijeenkomst werd koers gezet naar een nabij café om een biertje te drinken en de informele puntjes op de i te zetten. Baas wist namelijk ook wel hoe besluitvorming plaatsvindt: top-down. Vergaderen was verplichte kost, de procedureel ingebouwde rechtvaardiging van genomen of te nemen besluiten.
Ieder was er immers bij geweest.
In wandelgangen en vanachter een glas Duvel werden antennes uitgezet om een breed scala aan denkbeelden te verzamelen en zo mogelijk naar een hoger echelon in de organisatie te tillen en aan te bieden als had de boodschapper alles zelf bedacht. Het tappen van informatie is zo oud als Rome en kent vele varianten.
Kleine rituelen werden aan de vergadertafel afgewerkt. Iemand vrat zich een ongeluk aan domme koekjes, een andere tekende gestaag een Esscheriaanse constructie met valkuilen voor een ander, een derde legde zijn horloge voor zich neer. Er werd meegeschreven op losse vellen papier, afgeritst van een blocnote dat aan een collega behoorde. Een falende projector of laptop werd dadelijk omringd door adviezen van links en rechts. Wij vormden hoe dan ook een eenheid, een samengestelde hersenpan met denkbeelden en tegenwerpingen, voorstellen, bezwaren en compromissen die halverwege werden teruggedraaid wanneer de macht dit toeliet. Zo kwamen we de tijd door. Buiten de vensters van ons kantoor gebeurde niets van belang: een gevel van stenen en ramen aan de overzijde van een onzichtbare straat staarde ons aan. We zaten op een etage vanwaar je de straat slechts kon zien als je helemaal tegen het glas ging staan en omlaag keek en bijna niemand deed dit. Wel was er een boom die soms licht en geruststellend bewoog, als minimaal bewijs dat we echt bestonden en niet bijvoorbeeld het verzinsel waren van iets, groter dan wijzelf.
Verplicht spontaan wisselden wij onderling van rol. Meerdere handschriften bestormden een vierkante meter ruimte op een standaard, een zogenaamd white board. Kernwoorden raakten verbonden door cirkels en dwarsverbindingen in diverse kleuren. Hier doorheen bleef het basisontwerp schemeren, de ongeschreven grenzen aan onze verbeeldingskracht.
Soms deed ik oefeningen in ademhaling, telde vanaf nul richting zestig om na te gaan wat er binnen een minuut gebeurde. Natuurlijk was dit onbegonnen werk omdat niet vaststond wat dit precies inhield. Even later vergat ik de kwestie en stampte er een serie woorden en begrippen uit, schreef deze meedogenloos neer met een groene of blauwe viltstift op de vierkante meter toekomst. Ik keek de collega’s en Baas aan zonder hen te zien, want geringe bewegingen of een gewisselde blik zijn voldoende om te begrijpen wat er gaande is. Voor je het weet, sta je onzin van sociale wenselijkheid uit te kramen. Het werd warm in het zaaltje.
Eenmaal terug op mijn stoel tekende ik een kubistisch gelaat en noteerde eronder: zelfportret door andermans ogen.
Ik droomde in die jaren vaak over onafzienbare gebouwen in troosteloze stadswijken. Je kon er alleen binnen geraken via verlaten terreinen, door half openstaande rolluiken van gevlochten metaal. Eenmaal binnen moest je door betonnen gangen zonder deuren, via oneindige trappenhuizen naar etages waar soms geen kantoren waren maar ziekenkamers vol bedden met patiënten. In de kantine was volop eten, maar ik slaagde er zelden in iets te bemachtigen. Toiletten waren altijd bezet of bevonden zich op absurde plekken zonder privacy. Wanneer ik probeerde weg te komen, belandde ik in gangen die steeds smaller en lager werden om te eindigen in een klein venster dat hoog in een muur zat en slechts een doodsmak kon betekenen. Of anders dwaalde ik door keldergewelven, was ik fiets of auto kwijt en belandde op straat in de schemering, zonder idee waarheen te gaan.
Ik mocht Baas wel, tijdelijk dan toch. In den beginne was hiertoe overigens weinig aanleiding. De kennismaking verliep als volgt: Op een ochtend om half negen plofte een onbekende persoon neer op de bureaustoel tegenover mij. Zonder zich voor te stellen, begon deze man in rap tempo vragen te stellen over wat ik zoal deed. Al snel werd het onaangenaam. Waarom ik deze of gene instantie nog niet had benaderd, of hoe het dan zat met dit of dat. Ik had inmiddels begrepen wie hij was en probeerde kalm te blijven. Toch had dit helemaal fout kunnen aflopen als niet mijn dagelijkse collega’s juist waren binnen getreden en antwoord gaven voor mij. Ze wierpen zand in de machine en goten bluswater uit over beginnend vuur. Toen Baas weg was, voelde ik mij leeg. De dag moest nog beginnen.
Ik leerde Baas desondanks waarderen in zijn toegankelijkheid, zijn onkunde over ambtelijke molens, de frisse wind die opstak waar hij binnenviel. Tot hij zich vastlegde in hypotheek en baby’s, een verbond sloot met het hogere management, politieke onderwerping aanvaardde, zich schikte.
Niet altijd zaten wij in kleine zaaltjes met een ruisende airco. Soms waren het grotere ruimten waarin veel meer mensen bijeen stroomden. Zij hadden hun werk onderbroken, lieten ze geregeld blijken. Loyaliteit overheerste te midden van onvrede en haast. Dadelijk ontstonden clubjes, subgroepen, samenklonteringen van ons kent ons en vreemde eenden in de bijt. Wat had je ook te zoeken bij mensen met wie je in het werk nauwelijks contacten had? Hoe groter de massa, hoe geringer de opbrengst, is mijn ervaring. Wel kon je gemakkelijker wegdrijven en ontsnappen.
Moeilijke onderwerpen werden afgewisseld met Goed Nieuws. Een ambtelijk voorstel was door de politiek aangenomen, verrichte arbeid werd openlijk geprezen, een kwinkslag kwam de sfeer ten goede. Een enkele keer was iemand jarig die het bijbehorende gebak kon declareren.
Juist bij dergelijke gelegenheden, die later oogstsessies werden genoemd, gebeurde het mij steeds vaker dat de vervreemding toesloeg. Ineens en kristalhelder schoten mij herinneringen te binnen uit een allang achtergelaten leven. Onverwoestbare kernbeelden, reflecties van een identiteit, sterker dan alles wat zich ter plekke voordeel of nog zou gebeuren, inclusief het dode lichaam van Theo van Gogh op straat voor het kantoor, om iets te noemen. Beelden van vroeger: zomaar een polderweg met bomen, het bouwland met de tractor van mijn vader, het onhandig geschilderde kastje in mijn slaapkamer.
Of anders de sneeuw, opgehoopte koude tot aan het venster, leegte en nog meer stilte, geaccentueerd met een minieme bezigheid als het bladeren in een dun boekje.
De aanraking op kantoor bracht mij in verlegenheid. Het voelde aan als verraad, maar aan wat?
Ongetwijfeld doemden de beelden op waar de spanning toenam en daarmee de aandrang te vluchten, te ontkomen aan wat aanvoelde als de ongewenste intimiteit van iemand die aanhoudend te dichtbij je staat. De automatische piloot deed de rest: ik deed wat anderen deden en hield de klok in de gaten.
Monk
14 februari 2014