Het was 1967 en zomer. Summer of Love, zoals het naderhand werd genoemd. San Francisco was ver weg. Tweede keus hippies liepen rond in Amsterdam, al een eind dichterbij. De belangrijkste invloed kwam tot mij via de radiopiraten: Veronica, Luxembourg, London en nog een paar. Na 15 jaar kinderliedjes, kerkmuziek en huiskamer vullende opera, kwam de Britse beat als een godsgeschenk.
En dan was er die man bij ons in de buurt. Hij werkte voor een bedrijf in grondverzet en was niet helemaal fris. Een collega had met gele verf het woord HIPPIE op de zwarte kettingkast van zijn fiets geschilderd, tot lachlust van zijn omgeving.
De klassenfoto stamt uit 1967. Ik zit in het derde jaar van de 4 jarige mulo. Aan mijn lengte en gezicht kun je aflezen dat ik nog op de rand van de kindertijd balanceer. Anderen op de foto zijn al Halbstarken, echte adolescenten. Zo herinner ik mij die tijd ook: volwassenheid boeide mij niet. Van seks wist ik bijna niets. Thuis leefde ik in een door Moeder zorgvuldig in stand gehouden cocon van onwetendheid en afhankelijkheid. Mijn zussen en ik hadden niets in te brengen. Toch was het uitgerekend in deze zomer dat ik opstond om deze knellende band te doorbreken: ik moest en zou zelfstandig kunnen luisteren naar de radio. Natuurlijk vanwege de opwindende popmuziek, maar ook om nieuws uit de buitenwereld te kunnen absorberen. In juni 1967 brak de Zesdaagse Oorlog in het Midden Oosten uit en dan was er nog Vietnam. Moeder bewaakte de huisradio als een terriër. Doodsbenauwd was zij voor alles dat haar zelf geconstrueerde luchtbel kon doorprikken. Het kwam tot repetitieve ruzie en van mijn kant tot winkeldiefstal van een transistorradiootje. Een Monk geeft namelijk niet snel op. De diefstal werd nooit ontdekt. Vader hield zich verre van de huisherrie.
Een eerdere klassenfoto voert terug naar het schoolseizoen 1961-1962. Ik ben 9 jaar en zit in de 4e van de toenmalige Lagere School. Jaar 6 van de Basisschool zou je vandaag zeggen. Het is een foto waarop nagenoeg de hele klas vrolijkheid uitstraalt. Ook ik heb het duidelijk naar mijn zin, hangend tussen twee vriendjes. Een zorgeloze tijd? Niet helemaal. Ik werd wel eens de klas uitgestuurd wegens klieren en ging ook een keer bewusteloos tegen het linoleum bij een tbc controle. De leraar liet mij aanvankelijk liggen omdat hij meende dat ik me aanstelde.
Erger was alweer de situatie thuis. Ik plaste een enkele keer in bed en zweeg hier dan in de morgen over uit angst voor represailles. Misschien had het te maken met het verbod om in de nacht je bed uit te komen om naar de wc te gaan. Dan kraakte de trap en bestond de kans dat Moeder wakker werd. Je moest je plas maar ophouden tot de volgende morgen. Ging het fout, dan volgde de vernedering. Tot een verandering in het regiem leidde het nimmer. Vandaag mag het debiel of asociaal klinken, maar uit angst voor bedplassen leerde ik uit het raam te pissen. Van vader geen nieuws.
Een derde groepsfoto stamt uit het jaar 1970 of 1971. Ik zit op de Middelbare Handelsdagschool, heilloos tussenstation van mulo en hbs waar ik ook nog terecht zou komen. De foto toont mij als een Rinus van der Lubbe, 10 minuten voor zijn executie. Zo voelde ik me ook. Elke dag. Ons gezin was een jaar eerder verhuisd van het echte platteland naar het dorp waar de beide vroegere schoolfoto’s werden genomen. In het nieuwe huis was de controle en repressie van Moeder tot volle wasdom gekomen. Er was geen vluchtweg meer naar erf, schuur of zelfs werk op het land. Moeder heerste en beschouwde ook de slaapkamers van haar kinderen als gedoogzone voor het maken van huiswerk en om de nacht door te brengen. Zij liep naar believen in en uit en keerde desnoods je kasten om, op zoek naar contrabande en subversieve denkbeelden. Elke dag was er strijd, om alles en om niets. Bijvoorbeeld over zoiets als het zitten op een stoel. Moeder had bij de verhuizing of kort hierna een set van tafel en 4 stoelen in eikenhout neergezet. Deze werden ingezeept met een of andere olie. Wanneer je langer dan een halve minuut tegen de rugleuning steunde, plakte je kleding eraan vast. Tot boosheid van Moeder, want wie zo deed, verpestte de stoelen. Aan het regiem van grootbrengen door kleinhouden werd onverminderd vastgehouden. Vader keek de andere kant uit.
Tenslotte trof ik bij toeval een klassenfoto uit 1970 van genoemde mulo. Ik was er al twee jaren weg, maar er staat een meisje op met wie ik in 1971 iets kreeg. Zij was jonger dan ik, maar veel meer volwassen en vol levenslust. Ik ontmoette haar in het nieuwbakken buurthuis waar ik soms heen ging om thuis te ontvluchten. Zij woonde in de buurt en liet soms een klein hondje uit. We konden elkaar gemakkelijk door het raam gedag zwaaien, maar ik gaf geen sjoege uit vrees dat dit door Moeder werd waargenomen. Want dan waren de rapen weer gaar. Niet om mij aan te sporen het meisje eens binnen te vragen, maar juist uit blinde angst dat ik haar zwanger zou maken. En dan zou Moeder er weer voor opdraaien, had ze al bedacht. Goed getrainde kinderen weten hoe hun ouders denken, dus dit uitspreken was onderhand niet eens meer nodig. Omdat de situatie thuis uitzichtloos was, stootte ik het meisje af zonder een goede reden te kunnen geven. Dat deed pijn uiteraard. Nou ja, de schat zal nooit weten wat ik haar heb bespaard.
Monk
29 september 2016
(foto: internet)