Monkwise

columns verhalen fotografie

Bellen blazen

| Geen reacties

Bellen blazen

Bellen blazen

Amsterdam Centrum, oktober 2016, 18 uur. De werkdag zit erop, de dagelijkse mensenstroom richting huis komt op gang. Het is windstil en iets te warm voor de tijd van het jaar. Als ik opkijk, merk ik dat de stad onder een enorme glazen stolp ligt. Dit is een bolwerk van de aankomende elite: een overmaat aan jonge blanke mensen, goed gekleed, zelfbewust, hoog opgeleid, politiek links met een flinke scheut liberalisme. Er zou een sfeer van vrolijkheid en zelfs erotiek kunnen hangen, maar iedereen lijkt moe en heeft vliegende haast.

De metro die naar de zuidelijke stadsgrens voert, is op tijd. De uitstroom van mensen verloopt ordelijk, bijna geruisloos. Binnen hangt een ietwat bedompte geur. Ruimte genoeg om te zitten op een vieze stoel die staat op een vieze vloer, geflankeerd door vieze wanden en ruiten. De aloude dingdong weerklinkt, deuren stuiteren dicht en het gevaarte komt in beweging. Op het perron blijft een groepje kleurlingen achter, een samenraapsel van nationaliteiten lijkt het, maar geen vluchtelingen. Er staat ook een blanke zwerver die wel kijkt maar niets ziet. Badend in kunstlicht schieten we het duister van de tunnel in.

In de coupé leeft ieder voor zich. Bijna iedereen heeft oortjes in, draagt een koptelefoon, staart naar het scherm van de aan de hand vastgegroeide iPhone en kent nauwelijks enig omgevingsbewustzijn. Wat is dit precies? Opoffering, gijzeling, verveling, verschraling van de scope, voorbereiding op morgen, afleiding voor de stress van de dag? Het valt op, dat veel mensen min of meer hetzelfde uitstralen. Het is nauwelijks zelfingenomenheid, een overbewustzijn of aanwezigheid, het komt eerder neer op een soort standaardisering, een gelijke gezichtsuitdrukking die gedoemd is tot verankering, misschien een masker omdat ieder weet dat hij en zij op ongeveer hetzelfde wordt beoordeeld. De ontoegankelijkheid is evident, dat wel. Het is waarschijnlijk een psychologische conditie, een frame, een noodzaak om mee te blijven draaien.

Haltes komen en gaan. De mensen die in- en uitstappen behoren vrijwel allemaal tot dezelfde klasse. Onafhankelijk van elkaar komen twee mensen binnen die luid praten tegen een microfoontje ter hoogte van de hals. Wat de anderen van hun gekwaak vinden, is niet eens een vraag: negatie van de omgeving is een gegeven. Niemand toont enig ongenoegen. De metro voert een specifieke vloeistof door het aderstelsel dat zij in de stad vormt: intellect, ambitie en conformisme aan moderniteit. Natuurlijk is het tijdstip van reizen van enig belang. Wanneer je midden op de dag instapt, is er ander publiek: toeristen, ouderen met een boodschappentas, werkloze jongeren zonder afgemaakte opleiding, meer kleurlingen. Dat zijn de groepen die er steeds minder toe doen, weggecijferd in een systeem dat zich economie noemt, een soort financiële winst- en verliesrekening. Allemaal werelden op zich, bevestiging vindend in de eigen sociale media en de voorgebakken keuzen van internetsites.

Ik stap uit op een perron dat uitzicht biedt over een bedrijventerrein. Verderop, of eigenlijk een halte terug, reikt een groepje torenflats naar de hemel. Op het dak van het hoogste gebouw knippert een baken voor inkomende vliegtuigen die zich om de paar minuten melden in een onzichtbare tunnel naar de landingsbanen van Luchthaven Schiphol.
Op dit fenomeen krijg ik voor de komende anderhalf uur permanent zicht in het restaurant dat is gevestigd in een voormalige kauwgomfabriek: twee lagen elkaar kruisende metrolijnen en erboven de inkomende machines van over de hele wereld. Het daglicht zwakt af, de ramen van de rijdende en vliegende vervoerscontainers lichten in toenemende mate op.

In het restaurant zitten weinig mensen. De zaak draait op catering voor omliggende kantoren. De bediening van jonge mensen hangt aan tegen het publiek dat in de metro zat. Mogelijk zijn het studenten met een bijbaan, eenvoudig oproepbaar en weg te sturen. De communicatie verloopt soepel, redelijk professioneel, maar weinig betrokken. Net als het eten zelf: aardig opgemaakt, voldoende warm en bijtijds aangeleverd, maar tegelijk routineus, zwak in combinaties en smaakstelling, kortom: catering food.

In een krant, meegebracht om wachttijd te doden, lees ik over de naderende Amerikaanse verkiezingen. Hillary Clinton is de gewenste en gedoodverfde kandidaat voor het Witte Huis. Donald Trump is een seksist, racist, populist, een gevaar voor de mensheid. Van hem evenwel geen gevaar te duchten: wie zal stemmen op deze idioot?

Monk
11 november 2016
Foto: Monk

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.