Voorzitter Verhaeghe van Club Brugge spreekt zich in de Franse krant Le Monde positief uit over het opzetten van Beneliga, een grensoverschrijdende competitie van Belgische en Nederlandse prof clubs. De Eredivisie en Jupiler Pro League smelten in deze visie samen.
Zou het een verrijking zijn, wanneer we voortaan in competitieverband wedstrijden zien van Ajax, PSV, AZ en Feyenoord tegen Anderlecht, Brugge, Gent en Brugge, in plaats van strijd met en tussen clubs die jaar na jaar aankijken tegen degradatie of een kansloze terugkeer meemaken?
Waarom moeten spelers die ver boven de nationale middelmaat uitstijgen hun dure benen riskeren tegen houthakkers? Hoe kan je meekomen met de Europese elite waar om de andere week tegen een prutselftal moet worden aangetreden?
Verhaeghe is niet de eerste die de kwestie aanroert en hij zal evenmin de laatste zijn. Al in de jaren 90 legde Michael Verschueren (Anderlecht) het idee op tafel. In 2013 sprak Standard Luik voorzitter Duchatelet zich in gelijke zin uit en 4 jaar later was de beurt aan voorzitter De Witte van KAA Gent. De Belgen zien duidelijk meer in het idee dan de Nederlanders.
De KNVB, koepel boven de Nederlandse clubs, houdt de boot af en komt niet veel verder dan een obligaat willen nadenken over de geesten rijp maken voor een interessant idee.
Liever wil men sleutelen aan de bestaande competitie, bijvoorbeeld met een paar clubs minder en dan vaker tegen elkaar spelen. Feit blijft, dat de voorraad goede elftallen beperkt is en de voorspelbaarheid toeneemt waar men de tegenstander beter kent.
Het idee van een gemengd Nederlandse en Belgische competitie op het hoogste niveau is prikkelend. Afstanden kunnen nauwelijks een rol spelen. Nederland en Belgiƫ samen vormen zoiets als de deelstaat Beieren in Duitsland. FC Bayern speelt om de week buiten de poort: in Hamburg, Frankfurt of Berlijn. Taalproblemen zijn beperkt: behalve Standard komen de Belgische topclubs uit het Vlaamse taalgebied. Daarbij zijn de clubs zelf allang internationaal opererende huurlingenlegers. Krachtsverschil speelt hooguit numeriek een rol: Gent, Anderlecht en Brugge zijn waardige tegenstanders voor de Nederlandse elite.
Wat weerhoudt de KNVB in het voorstel mee te gaan? Is het nostalgie, provincialisme van de vaste aanhang, de pretentie dat het nieuwe seizoen een totale verrassing kan brengen? Gaat het om behoud van eigen status en invloed? Er is veel vaagheid rond de overwegingen van de KNVB.
Op de door Verhaeghe voorgestelde verhouding van 10 Nederlandse en 8 Belgische clubs valt iets af te dingen. De getalsverhouding lijkt ingegeven door de omvang van beide landen. De werkelijkheid is ingewikkelder. Kijken we naar begrotingen en de capaciteit van stadions, dan ligt de verhouding al anders ofwel slaat de balans dieper door in het voordeel van Nederland.
Niet alleen rijzen PSV, Ajax en Feyenoord ver boven alle Belgische clubmogelijkheden uit, ook landelijk zijn de Nederlandse voorzieningen beter: het moderne stadion van Twente is even groot als dat van Brugge en Standard. Het woord fusie verhult de soort gelijkwaardigheid waarmee in 1990 de Bondsrepubliek de DDR inlijfde. Anders gezegd: fusie gaat Nederland een bak geld kosten omdat de Belgen achterstallig onderhoud hebben.
Op basis van begroting, faciliteiten en internationale prestaties in pak weg de afgelopen 10 jaar kom ik tot een Beneliga van 12 waardige clubs. Van Nederlandse zijde Ajax, PSV, Feyenoord, AZ, Vitesse, Heerenveen en Utrecht. Van Belgische kant Anderlecht, Brugge, Gent, Standard Luik en Genk. Om een gezamenlijke competitie te vormen, kunnen hier 4 of 6 middenmoters bij. Alles bijeen ongetwijfeld een kwalitatieve impuls, maar is dit voldoende reden om de bestaande structuur overhoop te halen?
Ook zonder fusie is er genoeg werk aan de winkel voor de KNVB: matchfixing en belastingfraude, noodlijdende clubs, buitenlandse eigenaren met duistere inkomsten, sponsoring. De vraag of we elke week een carrousel van topclubs willen aanschouwen, moet goed overdacht worden. Cruijff zei ooit: voetbal is een spel van fouten, wie de minste fouten maakt wint. Dit geldt evenzeer voor de manier waarop je dit spel aan publiek wilt tonen. Het publiek ontvangt wellicht liever thuis een zwakke streekgenoot dan te moeten afreizen naar een naburige BeNeLiga club om daar een duel met een Belgische tegenstander te aanschouwen. Voetbal is vanuit publieksstandpunt immers een volkssport, een kwestie van beleving dicht bij huis.
Monk
25 oktober 2019
Foto: Monk