Monkwise

columns verhalen fotografie

DE GANG NAAR CONOSSA

Een verhaal in 4 hoofdstukken

Hoofdstuk IV

In de droom ligt Reindert op zijn bed in de oude kamer. Bewegen kan hij zich niet. Hij ligt op zijn rug en registreert zonder te kunnen reageren. De deur gaat open en er komen clowns de kamer binnen. Ze grijnzen en maken vreemde bewegingen. Om de beurt zetten ze een doos neer, grote en kleinere. Hierin zitten geen bezittingen, maar problemen en kwesties. Ze bouwen een muur rond het bed, maar Reindert kan nog juist zijn bureau zien. Dit blijft leeg tot de laatste clown er een schrijfmachine op plaats. In de machine zit een leeg vel wit papier. De clown verdwijnt en trekt de deur met een slag achter zich dicht. Reindert wil schreeuwen, maar ontdekt dan dat boven de schrijfmachine een doodshoofd verschijnt. Het is geen projectie, maar een echte schedel, met zwarte gaten waar de ogen hebben gezeten.
Verdomme: ik zou de schrijfmachine van Floris ophalen.

Van jammeren en treuren gaat de wereld niet vooruit. De restanten van de gestolen brommer zijn ontdekt door Moeder. Dat Reindert het druk had in de garage is haar niet ontgaan.
“Je kunt die puntige stukken ijzer hier niet laten liggen. Daar halen we onze kleding en benen aan open. Waar heb je die rotzooi nou weer vandaan?”
Moeder staat heen en weer te drentelen, loopt in de weg. Het liefste zou Reindert haar bij het karkas onder de werkbank rammen. Hij is vermoeid en chagrijnig. De dag heeft al te lang geduurd.
“Ik breng ze straks wel naar de grote schuur”.
Hij spreekt langzaam. Hij is redelijk weggekomen bij de politie, al is zijn gehoorzaamheid in eigen ogen onvergeeflijk. Vervuld van afgrijzen kijkt hij Moeder aan.
“O nee, dat was ik helemaal vergeten. We hebben helemaal geen schuur meer”.
Ze horen Vaders auto bij de oprit van de garage tot stilstand komen.
“Kan je de deur niet even voor je vader opendoen?”
“Ik zou maar iets kapotmaken. Het is mij nooit voorgedaan”.
Reindert is uitgeput, draait zich om en loopt het huis in. Deze zaterdagavond zal hij beter thuisblijven, zelfs bijtijds naar bed gaan. In plaats hiervan belt hij Floris. Hij zegt dat hij even niet kan komen, zonder nadere uitleg te geven.
“Ik spreek je op school wel”.
“Of in het Koffiehuis”. Floris maakt een grapje, maar grappen zijn zelden helemaal vrijblijvend. Zijn klasgenoot weet dat het onzeker is wanneer Reindert komt opdagen.
Het is vreemd, met Floris te bellen. Nog niet lang geleden belde Reindert alleen met Wim.
Wim zit in militaire dienst. Of is er alweer uit. De wereld is veranderd. Zijn vader zit bij de politie. Misschien is hij al op de hoogte van mijn domme kapriolen. Hij zegt tegen Wim: zie je nou, met die jongen heb je beter niets te maken.

Dagen gaan voorbij. In de krant staat niets over een brommer die bij een bushalte is ontvreemd. Zelfs op het platteland zijn aan de lopende band criminele incidenten. Reindert monteert zijn oude, betere spullen weer op de Kreidler. Zo bezien heeft hij de andere brommer slechts tijdelijk nodig gehad. Uit vage onvrede over dit feit, wisselt hij het hele motorblok. Wel slijpt hij wel het fabrieksnummer weg. Het blok loopt redelijk, daarmee is alles gezegd. Om verdere arbeid te vermijden, laat hij de motor maar onder zijn eigen brommer zitten.
Een goed reserveblok is nooit weg.
De berg onderdelen onder de werkbank ontgaat evenmin aan Vaders waarneming, of anders heeft Moeder geklaagd. Pa Reindert roept zijn zoon erbij. Naar de herkomst vraagt hij niet (je zou toch alleen maar liegen), maar het moet wel worden opgeruimd. Gaandeweg het college valt Reindert iets op dat angst aanjaagt: het besef dat zijn permanente boosheid verandert in iets veel ergers: een stille, onherstelbare minachting voor zijn ouders.
Waar maak je je druk om, Vader. Op ons erf lag altijd troep. Van jou.

Op dat moment rinkelt een bel. Niet de telefoon of deurbel, maar een alarm alsof de Russen in aantocht zijn. Pa Reindert verstijft en komt dan in actie.
“Godskristus nog aan toe! Ik moet weg!”
Hij laat zijn zoon staan en zit een halve minuut later in zijn auto. De bel, aangebracht in huis vanwege de Vrijwillige Brandweer, zwijgt abrupt. Bij zijn aanstelling tot ambtenaar is Vader ongevraagd benoemd tot lid van het corps dat altijd kampt met personeelsgebrek. In huis breekt een oorverdovende stilte uit.
Wat te doen? In zijn hart weet Reindert precies welke handelingen hij zou moeten verrichten. Praktische bezwaren weerhouden hem slagvaardig te zijn. Hij zou dadelijk moeten beginnen om de meest lastige stukken van de gesloopte brommer op te graven vanonder de werkbank, deze hoe dan ook uit huis af te voeren, waarheen om het eender. Wat zijn de meest urgente delen: de wielen die veel ruimte innemen, het basisframe, de spatborden, de kettingkast? Hij staat in de garage te staan, is vermoeid, zou het liefst even op zijn bed gaan liggen of in de woonkamer voor de tv zakken en een sigaret roken, staren naar de beeldbuis, bewegende beelden die nergens over gaan en nergens toe leiden, zoals een voetbalwedstrijd of een goedkope detective, een zogezegd gezellig familieprogramma met grapjes waaraan niemand aanstoot zal nemen.
In plaats daarvan begint hij de ontsteking van het motorblokje af te stellen. Binnen de kortste keren bezorgt hij zichzelf een elektrische schok, haalt zijn handen open aan schroefdraad van de bougie, stelpt het bloeden met een dweil die voor iets anders is bedoeld en komt tot niets.

Het plegen van een misdrijf brengt een amateur in verwarring. Aan de ene kant weet Reindert nauwkeurig waarmee hij bezig was en welke risico’s hij neemt. Anderzijds is hij niet bij machte om aan de kolder een einde te maken. Op elke vraag zal hij een verstandig antwoord geven en zondermeer toegegeven dat het idioot is om een versleten brommer achterover te drukken. En toch is dat precies wat hij heeft gedaan en waarmee hij doorgaat.

Tamelijk vroeg in de avond keert Pa Reindert terug. Vanuit zijn kamer registreert Reindert de geluiden die ermee gepaard gaan: de motor van de auto, de garagedeur die open moet, een dichtslaand portier en opnieuw de garagedeur. Even later gaat de binnendeur tussen garage en hal. Moeder stelt vragen, maar Reindert kan niet verstaan wat daar wordt gezegd. Toch klinken de geluiden anders dan gewoonlijk. Hij besluit maar eens poolshoogte te nemen. Voorlopig sluipt hij een beetje rond in de woonkamer, de sfeer opsnuivend, de risico’s inschattend.
“Hoe ging het met de brand?”
Reindert loopt achter. Vader is al een stukje verder in zijn verhaal, maar voor deze keer begint hij opnieuw.
“Ik ben weg bij de Brandweer!”
Er klinkt waarachtig trots en verontwaardiging door in Vaders stem.
“De brand was in een oud watergemaal, allang buiten gebruik. De commandant zei, dat ik een ladder op moest, helemaal tot op het dak. Ik sprak hem aan: Man, dat gebouw is verlaten, waarom laat je het niet gewoon uitbranden?”
“Bevel is bevel”, onderbreekt Reindert droog, maar Vader wordt niet boos.
“Hij drong wel aan, ja”.
Reindert schiet in de lach.
“Nou, dat zal veel uitgehaald hebben”.
In dit moment ervaart hij verbondenheid met Vader, het oude gevoel van begrepen loyaliteit.
Pa Reindert toont nerveus en opgejaagd.
“Ik zei: ik heb thuis een gezin. Je denkt toch niet dat ik zonder reden mijn leven ga wagen vanwege een afgeschreven gebouw? Als ik door het dak zak, lig ik dood op de betonnen vloer”.
“En toen kon u vertrekken”.
“Ha!”
Pa Reindert is even wie hij ooit was: een zelfstandig denkende man met een eigen mening en beslissingen.
“Hij schold me uit waar iedereen bij was. Wat kan mij dat schelen! Het dacht zeker mij te straffen!”
Pa Reindert lacht luid en schamper. Reindert voelt zijn humeur aanstonds zakken.
Vader dacht aan zijn gezin? Dat is hem alles waard? Laat me niet lachen.
Het relaas gaat nog verder. Zo gemakkelijk geeft een Commandant der Vrijwillige Brandweer zich niet gewonnen.
“Die snotneus zegt: Je moet je plicht doen, of ik informeer je werkgever, de gemeentesecretaris!”
Reindert voelt wel waar het heengaat: van kwaad naar erger. Voor een stukje mensenkennis hoef je in de polder niet aan te komen.
“Ik zeg tegen die kerel: je gaat je gang maar. Had eerder naar mij geluisterd. Dat had ons beiden een hoop ellende bespaard”.
Zo is het maar net. Als een plattelander niet wil, ben je nog niet klaar. Vader is per direct ontslagen van verdere verplichtingen. Tevredenheid doortrekt het huis. Moeder zet thee en zet zowaar de koektrommel op tafel. Vader schakelt de tv aan en er is niemand die tegen hem zanikt. Reindert blijft een half uur zitten. Daarna keert hij terug naar zijn eigen kamer en zet de radio aan. Golden Earring heeft een nieuwe hit: Buddy Joe. Ze hebben wel eens betere muziek gemaakt.

Gods molens zijn als de hersenpan van Moeder. Ze malen langzaam, maar ze malen.
“Zat er nou altijd al een chromen tank op je brommer?”
Reindert hangt een verhaal op over een goedkope sloopbrommer, gekocht van een vriend.
“Wanneer ga je die troep onder de werkbank eindelijk opruimen?!”
Eindelijk is niet meer dan hooguit twee weken en het is geen toeval dat Reindert nog niets heeft gedaan om de gesloopte brommer op te ruimen. Iemand zal zijn eigendom missen en scherp zijn om ze terug te krijgen. Reindert wacht kortom tot de gemoederen bij de benadeelde zakken en er minder wordt opgelet. Ook heeft hij moeten bedenken, waarheen te gaan met de framedelen.
Naar de gemeentewerf brengen, is geen optie. Die gast heeft aangifte gedaan en de politie vraagt de Werf te letten op de schrootbak.
“Je vader is er blij mee, is het nou goed?”
“Vader heeft er niets over gezegd. Sinds wanneer gaat u over de werkbank en wat erop of eronder ligt?”
Een gevaarlijke opmerking. Er zit een ongemakkelijke waarheid in. Moeder mag na de verhuizing het hele huis als haar persoonlijke eigendom claimen, in alle woonvertrekken de dienst uitmaken en eenieder naar haar believen dirigeren, in de garage is sprake van een hybride situatie. De auto staat hier en die behoort onmiskenbaar aan Vader. De fiets van Henny en de brommer van Reindert zijn er niet weg te redeneren en er ligt gereedschap. Iemand die niet in staat of tenminste bereid is een spijker in de muur te slaan, gaat niet over het gereedschap.
Moeder houdt haar kruit evenwel droog.
“Je zegt dat je die brommer van een vriend hebt overgenomen. Hoe heet die vriend dan wel?”
“Hij heet Klaas en komt uit Spanje”.
Met zulke opmerkingen krijg je Moeder wel weg, maar voor hoelang?
Reindert voelt aan dat er haast bij is om de overtollige delen af te voeren. Voorzichtigheidshalve beitelt hij het framenummer uit het wrak en neemt zich voor om de overgebleven stukken ijzer zo spoedig mogelijk te dumpen.
In de ringvaart ermee. De ringvaart voor ons oude huis.
Kwestie is, dat hij er meerdere keren naartoe zal moeten. En dus meerdere keren opgemerkt kan worden.

De volgende morgen moet hij naar school om zijn rapport op te halen. Ondanks het vele spijbelen, kan het resultaat nog meevallen, al blijven zijn scores voor bepaalde vakken dramatisch. Net als zijn motivatie hier wat aan te doen.
Qua inspanning belooft het een gemakkelijke dag te worden. Ontspannen naar de stad rijden, beetje lullen in het fietsenhok, het schoolgebouw binnengaan, wachten op de cijferlijst die je zelf had kunnen opstellen. Na afloop loopt hij mee om wat te drinken in een koffieshop. Hier zitten de drop-outs al een uur, hangend op slecht meubilair, een glas thee voor zich, wolken rook van shag uitblazend. Maar zonder schoolrapport. Tegen het middaguur vertrekt Reindert weer. Zonder zich te haasten kan hij terug zijn voor het middageten.

In de woonstraat van zijn eigen dorp wacht hem een onaangename verrassing, zeg maar gerust: een ware schok. Op de stoep loopt een kleine jongen met de benzinetank van een brommer. Onmiddellijk begrijpt Reindert waar deze vandaan komt. Bijna schreeuwt hij het uit van ontzetting. Hij draait de gashandel open om binnen seconden thuis te geraken. Bij de voordeur van de ouderlijke woning staat Moeder, de armen over elkaar geslagen, aan haar voeten een paar roestige schokdempers en twee spatborden, alles wat resteert van de gesloopte Kreidler.

Gifbekers zijn er om tot de bodem te worden geledigd. Daaraan ontlenen ze hun bijzondere betekenis. Voor de drinker is het ook beter om door te drinken, want dood moet hij toch.

Op het politiebureau verzint Reindert een verhaal dat onhoudbaar blijkt. De gang van zaken gedurende zijn afwezigheid in de ochtenduren wordt wel duidelijk. Moeder wil niet wachten tot haar zoon uit eigen beweging de garage opruimt. Aangezien juist deze morgen bedoeld is om zogeheten grofvuil aan te bieden, zet zij onmiddellijk na Reinderts vertrek alles aan de straat. En dan niet terughoudend op het eigen grondgebied, maar pontificaal en demonstratief midden op de stoep, vlak langszij de rijbaan.
Uiteraard zijn schoolkinderen er veel eerder bij dan de mannen van de gemeentereiniging. Ze slepen met wielen en een koplamp, de benzinetank en zelfs het frame.
Dit is opgemerkt door een zekere jongeman, in dienst bij een schildersbedrijf, op de kop van uitgerekend de straat waarin Reindert woont. Normaal gesproken zal de jonge schilder ergens op een ladder of steiger hebben gestaan, maar zijn verf is op en dus is hij bij zijn baas om nieuwe bussen Flexa te halen. De jongeman mist zijn brommer al een week. Hij heeft nog geen aangifte gedaan omdat het ding onverzekerd is, maar begint daar ter plekke anders over te denken.
“Waar heb je die spullen vandaan?”
De rest is geschiedenis.

Pa Reindert is hels. Bij hem slaan alle stoppen door. Met twee politieagenten over de vloer en hun wagen voor de deur, vliegt hij zijn zoon naar de keel, schreeuwend en tierend dat hij ambtenaar is, bij de overheid werkt en totaal voorschut wordt gezet door een stelende zoon. Er is geen speld tussen te krijgen. De agenten moeten ingrijpen om Vader in bedwang te houden.
“Kijk naar buiten, godverdomme!”
Pa Reindert schreeuwt opnieuw.
“Politie voor mijn deur! Achterbakse aap! Moet ik mijn baan kwijtraken?!”
Reindert is eveneens het noorden kwijt. Oude kwesties rijzen als broodjes in de oven.
“Gierige klootzak!”
Hij schreeuwt Vader in het gezicht.
“Jij denkt alleen aan jezelf. In huis alles oude troep, maar wel een nieuwe BMW voor de deur. Wat heb je ooit voor Henny en mij gedaan!? Nee, het bedrijf onder onze kont verkopen, daar ben je goed in. Een baan bij de gemeente? Je bent totaal belachelijk, man! Moeder heeft je het zeker opgedragen!? In huis alles aan anderen uitbesteden en de madam uithangen in die kut kerk!”
Het ontgaat hem niet over hoe weinig lichamelijke kracht zijn vader nog beschikt. Dat is wel eens anders geweest. Het huishouden is in rep en roer. Henny in tranen, het eten aangebrand op tafel, de nieuwsberichten vergeten, de krant onaangeroerd en iedereen grauw en ziek.

De volgende avond komt Pa Reindert met een besluit. Of hijzelf op dit idee is gekomen of door een wijze agent is ingefluisterd, is een vraag die maar beter onbeantwoord blijft.
“We gaan naar de jongen van wie jij die brommer hebt gestolen. Ik heb al gebeld. Je gaat je excuses maken en die jongen krijgt jouw brommer”.
Onwillekeurig zint Reindert op Laatste Mogelijkheden, bijvoorbeeld om alsnog zijn dure racecilinder te redden. Hoe klein en venijnig kunnen de hersens van homo sapiens zijn.
Hij moet ook bij de Officier van Justitie in de stad komen. Dit is drie dagen later. De Officier zal bepalen of Reindert strafrechtelijk vervolgd wordt. Aan de gezichten rond de eettafel af te lezen, kan de zondaar rekenen op een celstraf van twintig jaar en niemand die er een traan om zal laten. Moeder houdt zich opmerkelijk koest.
Ze zal ergens begrijpen dat het haar handelen was, dat tot deze toestand leidde.
Reindert mag denken wat hij wil. Moeder overhandigt hem een brief van het Ministerie van Defensie, bevattende een oproep om in militaire dienst te treden. De datum is vastgesteld.
Voor de auto van Pa Reindert uit mag hij voor de laatste keer zijn Kreidler berijden, naar het huis van de schilder die bij zijn ouders woont: de gang naar Conossa. Pa Reindert doet het woord. Een verstandige beslissing, want Reindert is vervuld van afkeer jegens het voltallige gilde schilders dat hem zit aan te gapen. Met achterlating van zijn trots en zijn brommer rijdt hij in de auto met Vader naar huis terug.
“Donder op naar je kamer en laat je vandaag niet meer zien”.
Zo eindigt weer een dag.

De Officier zetelt in een lelijk gebouw van beton en glas. Dit is het voorportaal van hen die opgroeien voor galg en rad. Zo gaat het op de hele aardbol. Overal worden schlemielen opgesloten door mensen in nette pakken, betaald door de overheid.
De Officier geeft Reindert zonder omhaal een uitbrander en schildert hem de toekomst bij herhaling van een soortgelijk vergrijp. Of Reindert er iets voor voelt om deel uit te maken van het leger moerasgangers dat hier de hele dag voor zijn neus verschijnt?
“Dieven, aanranders, randdebielen, geweldplegers met smoelen waar een Neanderthaler nog voor op de vlucht zou slaan”.
Iemand met de capaciteiten en mogelijkheden van Reindert moet in staat zijn iets van het leven te maken! Nou dan! Op een verklaring over omstandigheden en ander gezanik zit de man niet te wachten.
“Bewaar dat geleuter maar voor je vader”, voegt hij er onbarmhartig aan toe.
Tussen de regels door beluistert Reindert dat de schade beperkt blijft, dat hij in vrijheid naar buiten zal lopen. Vreemd genoeg valt hem in, dat er mogelijk nauwelijks een rechtszaak is te voeren. Goed, hij heeft weliswaar een brommer weggenomen, maar dat ding stond zonder slot en zelfs zonder verzekeringsplaat langs de openbare weg. Verder is er genoegdoening naar het slachtoffer in de vorm van zijn eigen brommer.
“Maak je school af en zoek een kamer om op jezelf te wonen”, luidt het advies, “het wordt tijd om op eigen benen te staan”.

Tijdens het avondeten meldt Reindert dat de kwestie voor de rechtbank is afgedaan.
“De zaak is geseponeerd”.
Niemand reageert. Met de traagheid van plattelanders malen zijn ouders hun boterhammen naar binnen, drinken thee als zijn het tranen van verdriet en zuchten zo hartgrondig dat het huis er bijna van verzakt.
Reindert ontwijkt de branderige blikken van Moeder en staart noodgedwongen naar het appelgroene meubilair. Zijn oog valt op het kennelijk vandaag gearriveerde orgel van Henny. Het staat opgesteld alsof er vanavond een optreden is georganiseerd. Henny zal les krijgen van de kerkorganist van de Nederlands Hervormde Kerk.
Het geld leent ze van Vader. Terug te betalen in maandelijkse termijnen. Ik wil wedden dat ze er een verklaring voor heeft moeten ondertekenen.
Weggaan, vertrekken, opkrassen. Ja, dat is het allerbeste. In militaire dienst desnoods. Om een man van hem te maken.
Na de maaltijd sloft hij de trap op met de tred van een man die negentig is, in plaats van negentien. Hij schakelt de radio aan, de platte en helder verlichte Loewe Opta.
Vervolgens gaat hij op zijn bed liggen en sukkelt weg in een soort halfslaap.

Beneden in het huis rinkelt de deurbel. Klaarwakker en vervuld van nieuwe angsten luistert Reindert naar wat daar beneden gebeurt. Moeder opent de deur. Ze staat een jonge vrouw te woord, een vrouw met een hondje dat keurig maar één keer blaft. Hierna wordt de deur weer gesloten.

Oostzaan, september 2005 – 2023

Reacties zijn gesloten.