HOOFDSTUK XII
AFREKENEN
Alle voorbeelden van ongelukken met rampzalige afloop wijst Remy categorisch van de hand. Hoe meer wrakken hem voor ogen worden getoverd, hoe meer verbandgaas, gespalkte ledematen en schedelbasisfracturen opdoemen uit schemerige ziekenkamers en hoe hoger de bedragen, aan de deur opgeëist door incassomongolen met detentieverleden, des te hardnekkiger klampt hij zich vast aan het voornemen een brommer te kopen.
Aan tafel wordt er op bijna dagelijkse basis over gebekvecht. Hiertoe bestaat voldoende gelegenheid, want na het behalen van zijn diploma is Remy permanent thuis. Eindelijk is het klaar in het dorp van zijn scholen. Tenminste, wanneer je de kerk niet meerekent.
“Hou alsjeblieft op”.
Pa Reindert maant Moeder tot kalmte.
“Laat hem liever in zijn vet gaar smoren”.
Vader hoopt op betere tijden en zijn voornaamste doel is dat hij rustig kan eten. Toch moet ook hij nadenken over de kwestie, want Remy is een waardevolle kracht op het land en de zomer duurt lang. Hij zal in zijn zoon zijn eigen drift herkennen. Aan onmin op het land heeft hij geen behoefte.
Remy is vastberaden. De cijfers van zijn diploma hebben inderdaad een oud idee uit de mottenballen gehaald: de hbs afmaken. Geen eenvoudige opgave, want de niveaus zijn onvergelijkbaar. Moeder heeft een sluiproute ontdekt: de Middelbare Handels Dag School. Dit type onderwijs is geïntegreerd met de hbs, in hetzelfde gebouw gevestigd. De leerlingen krijgen les van dezelfde leerkrachten!
De school ligt 20 kilometer van huis, in dezelfde stad waar Henny de Kweekschool volgt. Moeder gaat ervan uit dat Remy zal fietsen, maar dat kan ze wat hem betreft wel vergeten. De herinneringen aan zijn eerste jaar op de hbs staan hem nog nauwkeurig bij.
Je kan zeggen, dat Moeder haar zin alleen kan krijgen wanneer zij Remy het bezit van een brommer gunt. Zo ontstaat de absurde situatie dat Remy Moeder als het ware gijzelt om deze concessie los te peuteren. Waar hij 4 jaren eerder overtuigd was van zijn grootse missie, is hij dit nu allerminst. Moeder is niet gewend aan het sluiten van een compromis en dus is het oorlog.
Ter afsluiting van de jaren mulo-onderwijs wordt een schoolfeestje georganiseerd. De avond weerspiegelt de kleine clubjes die ontstonden in het noodgedwongen collectief van een schoolklas. Oude bekenden zoeken elkaar heel snel op en er ontstaat geen plotselinge belangstelling voor wie altijd afweek.
Bovendien slaan de geslaagden nieuwe wegen in. Vervolgopleidingen komen in beeld. Het eigen erf met koeien of aardappelen tekent een behaald eindpunt, een baantje in een winkel wordt aangenomen en zal permanent blijken. Een middelbare beroepsopleiding in zorg of techniek ligt voor de hand.
Na de euforie van het behaalde diploma ontstaat een nieuwe mening over het verleden. Bij nader inzien is de directeur nogal een dwingeland, met stalen opvattingen uit de dagen van het bombardement op Rotterdam. Wat heeft de man meer te bieden dan orde en tucht? Nooit is aandacht geschonken aan waar je na de mulo heen kan. Wat weinigen zich realiseren, is de kracht van de nieuwe tijd: in Frankrijk en Duitsland gaan studenten en arbeiders de barricaden op en ook jong Nederland roert zich. Er bestaat een lawine aan popmuziek, toename van vrije tijd en geld. Moderne kleding en uitgaan in het weekeinde beginnen standaard te worden. Jongeren gaan hun mening en wensen ventileren. De zittende macht buigt mee, al is het onwillig. Moeder is een der eersten die de trend onderkent. Aan tafel jammert ze luidkeels.
“Nog een paar jaar en ze lopen gewoon over je heen!”
Ruim voor sluitingstijd knijpt Remy er tussenuit. Het feestje heeft hem weinig te bieden. Zijn hoge cijfers maken met de dag minder indruk en terecht: een diploma met zesjes is ook een diploma. Onder de feestgangers bevindt zich Hannelore. Het ontgaat Remy niet, dat zij een vriend heeft meegebracht, een langharige gast die een paar jaar ouder is. De witte Volkswagen buiten het schoolgebouw zal van hem zijn. Ook valt op, dat Hannelores eerdere schoothondje Kees niet komt opdagen. Er gaan geruchten dat hij een ongeluk heeft gehad, maar niemand weet er het fijne van. Het is Remy om het even.
Willem is wel gekomen. Hij gaat een technische opleiding volgen aan de MTS. Ze staan een poos bij elkaar en wisselen een paar zinnen, maar het is duidelijk dat er geen blijvende vriendschap in zit. Remy drinkt een biertje, praat met een meisje dat nooit in zijn klas zat en houdt de tijd goed in de gaten.
Goddank heb ik me niet opgegeven voor het toneelstuk.
Eenmaal in de buitenlucht, werpt hij een blik op het bescheiden brommerpark bij de schooldeur. Naar gemotoriseerd vervoer kan hij wel de hele avond kijken. Zo nemen gedachten vaste vorm aan. Langzaam maar zeker zet hij zijn zinnen op een Kreidler of een Zündapp. Deze merken zijn fraai en kunnen het beste opgevoerd worden omdat het eigenlijk lichte motorfietsen zijn. Om een Puch of het imitatiemodel Thomos geeft hij niets. Het is meer iets voor hippies.
Weten wat je wilt, is de sleutel tot een succesvol leven. Remy is niet gewend om over zijn toekomst na te denken. In feite is hij afgesteld op het ontkomen aan ongewenste ontwikkelingen. Stelt hij thuis iets aan de orde, dan kan hij rekenen op verzet, niet zelden intimidatie door Moeder. Niemand wil elke dag met ruzie worden geconfronteerd. Nu de schoolgang voorlopig is gedaan, moet er bovendien gewerkt worden op het land. Bij elke maaltijd zit Remy gewoon aan de eettafel in de keuken: groente rechts, aardappelen rechts, pan met jus en gehaktballen in het midden.
Samen met Vader, De Baron en Henny wiedt hij onkruid. In de middagpauze trapt hij zijn voetbal honderd keer tegen de muur van de schuur en dan is het alweer tijd om verder te wieden. Na de broodmaaltijd begeeft hij zich naar zijn kamer. Alweer een volle werkdag zit erop.
Nu de avond is gevallen, zet hij zich aan zijn bureau, aangeschaft toen de hbs voor het eerst in beeld kwam. Het voelt nog altijd vervelend. Hij laat zijn herinneringen de vrije loop.
Het was gewoon niet te doen om elke dag dat hele eind te fietsen plus een hele schooldag te draaien, 6 x in de week. Ik heb het nog driekwart jaar uitgehouden.
Hij schudt zijn hoofd.
Hoe had ik ooit minstens 5 jaar lang daarheen kunnen gaan? Welke dwaas acht dit mogelijk?
Hij pakt zijn transistorradio en schakelt deze aan. Het is tijd voor de Rolling Stones Show, een blokje van een kwartier met alleen maar nummers van deze band. Het eerste wordt al ingezet.
My babe used to stay out all night long, she made me cry, she done me wrong.
Engels verstaat Remy inmiddels redelijk, al leer je op school niets via teksten van Bob Dylan of The Beatles. Hij draait de radio iets harder en denkt aan Hannelore. Ze is met vakantie naar de Franse Rivièra. Jaloers op deze verre bestemming is hij niet, maar het steekt dat het leven haar zo gemakkelijk afgaat.
Met de auto opgehaald van het examen, beetje hangen en schmieren, lekker met vakantie. Van werken komt natuurlijk niets.
“Hee, zet dat pestding eens af!”
Moeder roept vanuit het trapgat.
“Anders neem ik hem in beslag!”
Remy zucht en draaide de knop iets terug.
“Helemaal uit, hoor je!”
Het lijkt soms of zijn moeder schotelantennes aan weerszijden van haar hoofd heeft van een meter doorsnede. Er zit niets anders op dat de oortelefoon te gebruiken en de schakelaar om te zetten.
Hij zoekt een balpen in de lade en schrijft op de kaft van een waardeloos geworden schoolschrift het jaar waarin hij leeft: 1968.
Hiernaar te kijken lijkt onzinnig, maar het opent als het ware een venster naar de wereld.
In Vietnam is de oorlog met de Amerikanen in volle hevigheid aan de gang. De studentenopstand in Parijs lijkt te falen, maar laait op in Berlijn. In Het Parool staat een grote foto van Rudi Dutschke. De hanige studentenleider is bezig aan een Lange Mars door de Instituten van de Macht. De omschrijving boeit Remy, al is het maar omdat het zich afspeelt in Duitsland, het land van Adolf.
Andere scholen gingen met de examenklas naar Parijs of Berlijn. Wij kwamen niet verder dan Monschau.
Na het kwartiertje muziek gaat hij naar buiten. Hij vindt zijn voetbal en hervat een gewoonte van jaren. Je knalt de bal tegen de muur en probeert hem daarna op te vangen. Allang heeft hij begrepen, nooit voetballer te worden, laat staan keeper bij een behoorlijke club. Zoals ook beroepsopties al zijn gesneuveld nog voor ze echt in beeld geraakten. Nimmer zal hij piloot in een straaljager worden, directeur van welke fabriek ook, zanger van een popgroep en zo kan je een half uur doorgaan. Remy’s oude voetbalschoenen zijn allang meegegeven aan de jongens van De Baron. Onduidelijk is, of zij er iets mee doen. Met het einde van de gang naar de mulo valt hij terug in oude gewoonten en bezigheden: het verzamelen van lucifermerken, het herlezen van jeugdboeken en het voetballen op eigen erf. Het bevredigt niet en hij gaat weer het huis binnen, terug naar zijn kamer.
Hier is het stil. Afwisselend kijkt hij naar buiten, naar de weilanden van de buurman en de bomenrij daarachter en naar de inhoud van zijn kleine kamer, de stapel oude kranten op de vloer en de schoolboeken die nog teruggebracht moeten worden.
Iets ondernemen. Maar wat?
Remy heeft overwogen in het leger te gaan. Argumenten hiervoor kan je uit de reclame halen: de wereld zien, een vak leren waar je wat mee kunt. Europa is gescheiden in twee delen die blokken worden genoemd. Achter een grens van prikkeldraad liggen de Russen. Het is een abstractie. Remy kent niemand die ooit een Rus heeft gezien. Dreiging is er desondanks weldegelijk. Straaljagers van de Nederlandse Luchtmacht komen op gezette tijden over. Ze maken een huilende herrie en hebben zeer korte vleugels. Daarmee te vliegen! En toch: geregeld stort er één neer en hun aantal loopt op. Piloten overleven de crash niet altijd. Dit is allemaal werkelijkheid in het denken van volwassenen. Maar Remy leeft deels in dromenland. Door de laatste paar jaren heen bouwde hij aan vereenzelviging met militaire romantiek. Op zijn wandrekje staan meerdere deeltjes waarin zowel vliegtuigen als oorlogsbodems worden getoond en beschreven. Het lijkt aanlokkelijk hier naartoe te trekken. Slechts met inspanning is er een tweede geluid.
Ik schik me slecht naar regels. Ik heb een hekel aan groepen en aan bevelen. Dan pas je moeilijk in het leger of bij de politie. Wat kan ik daar doen met mijn stomme mulo diploma?
In zijn hart blijft hij liever waar hij is. Hij wil vooral dat hij zich wat prettiger kon voelen, minder opgejaagd en vrijer om zich te bewegen. Uit een polder komt geen revolutie, maar aan gezag heeft de vrije plattelander een broertje dood.
De gedachte aan een tweede kans op de hbs spreekt hem in eerste instantie aan omdat met deze keuze het brommerprobleem wordt opgelost en er niet elke dag stress aan tafel is. Het landwerk verschaft je hersens vrijheid. Onder eentonige arbeid heb je alle gelegenheid om na te denken. In de avond kan je een beetje naar popmuziek luisteren, al is het via een minimale oortelefoon.
Bovendien begint de gang naar de stad hem te trekken. Je vindt er boeken en grammofoonplaten, moderne kleding. Meer dan een vage notie van nieuwe kansen is dit overigens niet. In de krant staan verhalen van jongeren die de wijde wereld intrekken met een paar tientjes op zak. Vaak komen ze in moeilijkheden, maar het reizen zou je blik op het leven ingrijpend verbreden. Aan zo’n avontuur begint een boerenjongen niet snel.
Door het lange gras loopt hij tegen de dijk op en daalt aan de andere zijde af in de rietschoot. Hij hurkt neer en tikt een Mantano uit het sigarettenpakje. Hij heeft het meegenomen van het schoolfeestje. Het zijn smerige sigaretten, maar gratis en beter dan niets. Het riet fluistert een oude taal, nog nauwelijks verstaanbaar. Het water kabbelt en oogt staalgrijs. In de rietschoot hangt een geur van eeuwigheid.
Even is er sprake van, dat Remy naar de Middelbare Tuinbouwschool zal gaan. Met Pa Reindert rijdt hij erheen. De school staat in een stad, op niet meer afstand dan waar de school van Henny staat, maar Remy is er nooit eerder geweest: Hoorn. Voor Remy is het de stad van de Watergeuzen die het in 1573 opnemen tegen de Spaanse admiraal Bossu. Graag zou hij een kijkje nemen in de haven vanwaar schepen de Zuiderzee opgingen om de roomse vloot te kortwieken. Maar Vader rijdt meteen naar het schoolgebouw. De directeur is een joviale man die thee en een rokertje aanbiedt. Na Remy’s cijferlijst vluchtig te hebben bekeken, verklaart hij ronduit dat in de toekomstige land- en tuinbouw geen droog brood valt te verdienen. Vooral wanneer er geen zicht is op een eigen bedrijf.
Het bedrijf van je vader. Mededelingen voor land- en tuinbouw.
De man heeft het beste voor met Remy. Hij is iemand die de wereld kent. Maar in het hoofd van zijn jonge bezoeker kan hij niet kijken. Remy voelt opwinding, de mogelijkheid om op zijn honk te blijven. De agrarische school zal hem gemakkelijk afgaan, dat weet hij vooraf heel zeker.
Eenmaal thuis wordt deze mogelijkheid meteen naar de vuilnisbak verwezen. Remy staat erbij en zwijgt. Het ontbreekt hem aan argumenten en moed om op te komen voor iets waarin hij zelf niet onvoorwaardelijk gelooft. Ook heeft hij tijd nodig om het bezoek aan de nieuwe school te verwerken.
Reden te meer, dat de door Moeder ingeprente gang naar de hbs aan hem blijft knagen. Ergens beseft hij dat dit het kantelpunt zal zijn. Het beeld van deelname in het bedrijf komt dan wel heel ver te staan. Nog eens drie jaren in algemeen vormende schoolbanken is iets dat hem afschrikt. Het komt zover dat hij de optie van het leger aan de orde stelt. Een vreemde keuze in de familie, waar niemand veel opheeft met uniformen en tanks. Moeder zegt dat hij te jong is en dus beter eerst de hbs kan afronden. Vader zwijgt en denkt er het zijne van. Er wordt geen informatie ingewonnen over mogelijkheden en wie zou je om raad kunnen vragen?
Intussen bereidt hij het eerstvolgende twistgesprek aan tafel voor. Ten behoeve hiervan haalt Remy zich zwalkende groepen fietsers voor de geest.
Bouwvakkers en ander zwakstroomtuig.
In zijn verbeelding wordt hij ingesloten en gedwongen hun loden meningen te delen. Net als vroeger zal hij de hele weg heen en weer rijden met een verdomde thermosfles in zijn tas om kosten van een paar koppen koffie uit te sparen.
Mijn enige toekomst zal eruit bestaan dat ik een groot wielrenner word, een angsthaas met zijn broek vol stront.
“Een oplossing wordt steeds uitgesteld”.
Remy opent een aanval die op verdediging moet lijken.
“Het lijkt wel of jullie die brommer uit eigen portemonnee gaan betalen. Alsof ik er niet alle dagen voor werk.”
Werk, betalen.
Het zijn kloeke woorden die beslist zullen worden begrepen.
Maar hij zegt ook jullie en dat klinkt vijandig.
Moeder tikt ongedurig op de tafel met de achterkant van haar mes.
“We maken ons gewoon zorgen. We weten onderhand hoe het gaat op zo’n rotbrommer: steeds harder rijden tot er brokken van komen”.
Het maakt geen indruk op Remy.
“Wat kan u dat schelen? Dat is natuurlijke selectie.”
Pa Reindert onderbreekt het gekrakeel.
“Moet het elke dag zo gaan?”
Moeder laat zich niet wegzetten. In huis voelt zij zich koningin van de bijenkorf. Ze knikt met nadruk en zet haar bril recht.
“Het zal uitdraaien op invaliditeit. Wie moet die snotaap dan verzorgen? Ik ga dat jong niet in een karretje over de dijk rondrijden”.
Snotaap. Dat jong. Hem.
Remy denkt na. De vorige keer kwam de Zilvervloot in gevaar, de unieke regeling van de Bank om de jeugd spaarzin bij te brengen. Wanneer hij later de deur uitgaat (en dat moment komt sneller dan jij denkt), dan heeft hij een mooie spaarpot achter de hand, zo luidt de redenering. In Moeders brein speelt de vrees dat haar kinderen over echt geld kunnen beschikken. Hiermee gaan ze immers hun eigen gang. Wat je zelf nooit hebt gehad, gun je evenmin aan een ander. Maar er speelt nog iets anders mee.
Kinderen zijn er om de ouders te helpen. Zolang ze thuis wonen, verdienen ze helemaal geen eigen geldopbouw, geen vrije tijd en geen eigen leven.
Remy eet zijn soep en kijkt alvast naar de pan met aardappelen. Het landwerk maakt hongerig. Hij moet geduld hebben. Zelf eten opscheppen, is er niet bij. Braaf wacht hij tot hij een halve gehaktbal en een lepel jus krijgt toebedeeld.
“Je kan toch ook op de fiets”.
Henny mengt zich constructief in het gesprek.
“Je zou evengoed voor een nieuwe sportfiets kunnen sparen”.
Misschien wil Henny echt helpen, mogelijk is ook zij de dagelijkse stampij zat. Waarschijnlijk ontgaat haar gewoon de draagwijdte van het conflict. Remy werpt zijn zus een giftige blik toe. Maar hij aarzelt te snauwen, uit vrees Vader nog verder tegen zich in te nemen. Moeder is vlug van begrip. Ze schijnt te denken dat Henny een uitweg biedt: van uitstel komt afstel.
“Je zou het in ieder geval de eerste tijd met de fiets kunnen proberen”.
Helaas: lessen uit het verleden maken een compromis op basis van vertrouwen onmogelijk. De discussie wordt snel bits en vuil. Remy schopt zijn zus terug op haar plek.
“Je hebt karrenpaarden en luxepaarden”.
Hij noemt zijn zus een karrenpaard, of zelfs het paard achter de wagen.
“Dat jij je elke dag blind wil fietsen, moet jij weten. Ik ga niet naar de stad als ik elke dat rot eind heen en weer moet. Zeker net als destijds naar de hbs”.
Pa Reindert geeft een slag op tafel. Het gaat niet erg hard, maar de pannen staan evengoed op hun ijzeren roosters te rinkelen.
“Jij denkt dat je beter bent dan iedereen, een soort hoger wezen. Daar zal je het nog ver mee brengen in de wereld”.
Er valt een gat van ijs. Remy schrikt niet zozeer van de uitval, maar om wat Vader zich laat ontvallen. Het is meer een uitspraak die je van Moeder verwacht. Het klinkt naar jaloezie en afstand. De gedachte aan een diep conflict met zijn vader is bepaald rampzalig. Zwijgend kauwt hij zijn eten naar binnen. Daarna kijkt hij uit het raam naar buiten.
Onmiddellijk na afloop van de maaltijd verlaat Pa Reindert de keuken. Zijn stoel is bevrijdend leeg. De strijd wordt hervat.
“Weet je eigenlijk wel wat zo’n brommer kost?”
Remy ziet de samengeknepen ogen van Moeder achter de brillenglazen.
“Hoelang denk je te moeten werken voor een behoorlijke brommer?”
“Dat hangt ervan af”.
Bijdehandje heeft de vraag voorzien.
“Niet elke brommer is even duur en ik kan misschien beter bij een ander gaan werken”.
Bij een ander werken. Niet hier.
Het is gezegd. Het komt neer op je reinste rebellie, op dreigen met desertie. Moeder heeft er even niet van terug en Remy drukt door.
“Buiten de deur verdien ik drie keer zoveel en met zo’n lange zomer kom ik dus een heel eind”.
Aan zijn bureau heeft hij al berekeningen gemaakt, uitgaande van verschillende uurlonen. Hij wisselt een blik met Moeder en leest de ontzetting in haar ogen. Deze keer slaat hij zijn blik niet neer. Hij duwt zijn stoel naar achteren om te vertrekken.
“Elke zaterdag ligt er geld op tafel en ik kan zelf rondkijken voor een brommer”.
Hij formuleert langzaam en precies. Hij is een beul die uitlegt hoe de guillotine werkt.
Even later staat hij op het erf met Henny die het huis eveneens is ontvlucht.
“Ze staat zeker te janken?”
Remy is hels en het kan hem niet schelen of er gevolgen komen van wat hij zegt.
“Drenzen en stampvoeten. Nou, ze gaat haar gang maar. Ze stampt de planken maar uit de vloer”.
Met zijn rechtervoet doet hij de beweging voor, ondertussen een zacht kermen uitstotend. Henny onderbreekt de voorstelling.
“Mama doet meer haar best voor ons, dan je denkt. Zonder haar kom je helemaal niet op een andere school terecht, geloof dat maar. Papa wilde ook al niet dat ik naar de kweekschool ging. Hij zei: die meid gaat later toch trouwen”.
Remy haalt een waardeloze Montana uit zijn broekzak en steekt deze aan. Dat hij gezien kan worden, laat hem koud. Hij heeft geen zin in te gaan op woorden van redelijkheid.
“Ze moet haar bovenkamer eens laten nakijken. Het rammelt er van de losse onderdelen”.
“Mama is jaloers. Wij kunnen doen wat zij zelf had gewild”.
Het onderwerp is eerder aan de orde geweest. Ergens op het land, waar Henny ook elke vrije dag doorbrengt.
“Dat zal wel. Moet ik diploma’s voor haar halen? Doodziek word ik ervan”.
Hij trekt nijdig aan zijn sigaret en blaast een wolk door zijn neusgaten.
“En jaloezie is ook een ziekte”.
Even later pakt hij zijn fiets.
Vader moet maar eens merken dat er gevolgen zijn. Ik werk vanmiddag niet.
Strak voor zich uitkijkend, rijdt hij langs het huis. Moeder mag vooral toekijken. Een doel om ergens heen te gaan, heeft hij niet. Besluiteloos peddelt hij richting het veendorp, puur om uit het zicht van zijn ouderlijk huis te geraken. In de beslotenheid van de smalle straat tussen de op elkaar geperste huizen komt het middagverkeer juist op gang. Een autobus wrijft een oude vrouw bijna tegen het postkantoor. Uit tegenovergestelde richting komt De Baron aan, zwaar en breed op z’n roestige brommer. Remy steekt zijn hand op. Hij kijkt de onverwoestbare werkman van zijn vader na. Aan de brommer kan je wel zien dat je van werken op het land niet rijk wordt. Het beeld komt Remy voor als een oude film: man rijdt het beeld uit. Een woord van grote witte letters springt tevoorschijn. Het houdt de kijker als het ware een spandoek voor: EINDE. Bij de sigarenboer koopt hij een vers pakje Pall Mall. De sigaretten uit het pakje Mantano kunnen nog dienen om weg te geven. Hij luistert met een half oor naar de verkoper die met een andere klant een aanstaande voetbalwedstrijd bespreekt.
“Je moet de bal rondspelen om van daaruit op te bouwen.”
Weer op straat begeeft jij zich naar de voormalige kantoorboekhandel van de vrouw Inge. Hij fietst behoedzaam langs en vraagt zich af waar hij mee bezig is.
Ik zou nog eens naar binnen willen. Maar misschien woont ze al ergens anders.
Schuin tegenover de winkel stopt hij en peutert het verse pakje sigaretten open. Teleurgesteld en opgelucht ziet hij dat de winkel is overgenomen door een handelaar in tuinspullen. In de etalage prijkt een rode motormaaier. De winkeldeur gaat juist open. Remy schrikt.
Er zit een andere winkel in. Ze is verdwenen.
Een man komt naar buiten met een zeer grote bloempot. Hij kijkt om zich heen om een plek te zoeken voor dit attribuut. Na enkele seconden begrijpt hij dat er geen plek is zonder het verkeer te hinderen. Hij sleept de bloempot weer naar binnen en sluit de deur.
Ik vergeet je niet, Iris. Vergeten is voor ondankbare mensen.
Hij wordt opgeschrikt door een vinnig tikken. Zijn ogen zoeken de oorsprong van het geluid en blijven rusten op de man in de winkel, die hem bijna gebiedend naar zich toe wenkt.
Geërgerd maakt Remy zijn blik los.
Commandeer je hond en blaf zelf.
Hij kijkt opnieuw en ziet tot zijn verbazing Iris naast de man staan. Ze zwaait nota bene. Een ongedachte werkelijkheid dient zich aan.
Gescheiden? Die twee zijn gewoon getrouwd.
Remy voelt een hand om zijn keel.
Ze heeft hem over mij verteld. Ik moet hier weg.
Hij laat de sigaret op straat vallen. Zonder nog een blik op de winkel te werpen, keert hij zijn fiets.
De middag is nog lang. Remy verlaat het dorp en rijdt de polder in. Op zijn stuur is een ronde kilometerteller gemonteerd. De snelheidsmeter wordt aangedreven door een rad dat rond de as van het voorwiel is geschroefd: een geschenk van de kerstman, tevens voorbode van andere tellers en wijzerplaten op vervoermiddelen die nog moeten komen. Hij trapt flink door om de trillende wijzer zo hoog mogelijk te krijgen. Zo steekt hij de hele polder over om te eindigen bij de brug naar de stad van zijn eerste hbs. Hier is het rustig. Remy herinnert zich de straten precies, al is hij hier zeker twee jaar niet meer geweest. Achter de Koemarkt ligt een sportveld waarop hij ooit met anderen hockey heeft gespeeld. Geen voetbal, maar hockey, een sport voor de hogere standen.
Het puntige hek rond de school toont de scheiding van werelden. Er zijn geen leerlingen en door de tralies ziet hij het lege fietsenhok.
Wie zal het glas van mijn thermosfles hebben opgeveegd?
Langzaam rijdt hij door naar de voorkant van het gebouw, een stenen mausoleum waarin hij voornamelijk ongeluk en angst heeft gekend.
Zo zien kazernes eruit. Ik kan onmogelijk in het leger.
De volgende morgen worden Henny en Remy om half zes uit bed gehaald. Dit is de gangbare tijd in het zomerseizoen. Vader doet dit geruisloos en zonder er woorden aan vuil te maken. Er mag strijd worden gevoerd over zoiets als een brommer, het landwerk blijft onverminderd overeind. Plattelanders kunnen niet kiezen of ze vandaag of morgen hun koeien melken of dat de augurken best een week mogen doorgroeien omdat de baas liever de krant leest.
Een beetje daas van de slaap eet Remy een boterham. De droge pindakaas belemmert het kauwen en slikken nogal. Hij giet een beker koude melk ineens naar binnen en besluit de rest van het brood in de zak van zijn overall mee te nemen. Eenmaal op het land heb je alle tijd om te kauwen en te herkauwen.
Als een dier, een verdomde koe.
Tegen een uur of half elf treft hij Vader zonder dat de anderen binnen gehoorafstand zijn. Het is duidelijk dat Vader geen brood ziet in overname van zijn bedrijf, al is het op de langere termijn. Dan zelf maar iets proberen.
“Kunnen we niet specialiseren?”
“Waarin dan wel?”
Dat Vader erop ingaat, is al heel wat.
“In de bollenteelt. De werktuigen die we ervoor hebben, staan nu het halve jaar stil. Of je nu twee hectaren hebt of tien, je hebt dezelfde spullen nodig”.
“Wat denk je dat een hectare tulpenbollen kost?”
“Het hoeft niet van de ene op de andere dag”.
“Zeg je nu, dat je daar belangstelling voor hebt?”
Hoelang kan je naast elkaar leven, zelfs als vader en zoon, en evengoed geen notie hebben van elkaar? Remy weet, dat Vader van huis uit tuinder is en om die reden gewend op meerdere paarden te gokken.
“Jawel. Maar dan moeten andere gewassen eruit. Van augurken gaat je rug naar de knoppen. Suikerbieten leveren weinig op, als ik me niet vergis”.
Vader moet het allemaal even verwerken. Of hij heeft al een antwoord klaar, maar weet niet goed hoe dit te brengen.
“En je school dan? Je hebt de directeur van de Tuinbouwschool gehoord. Je hebt de hersens om je brood te verdienen zonder je handen vuil te maken. Waarom zou je dat laten liggen?”
Vader lijkt te vermoeden dat hij met deze opmerking een opening biedt en het is de vraag of hijzelf hierop zit te wachten. Hij vervolgt zijn betoog tenminste snel.
“Waar zou jij dan moeten wonen? Er bestaan tegenwoordig geen subsidies meer om een bedrijfje te beginnen zoals in mijn tijd. Waar denk je het geld voor een huis vandaan te halen?”
Hierover heeft Remy zijn gedachten al eens laten gaan. Een antwoord is er niet.
Geld, geld, altijd maar weer hetzelfde liedje.
Vader staakt een ogenblik het werk. Hij kijkt om zich heen om te zien waar Henny en De Baron zijn.
“Jongen, het is kansloos”.
Nu hij het eenmaal heeft opgebracht om het gesprek aan te gaan, wil Remy niet zomaar opgeven.
“Kosten kunnen beperkt worden door De Baron te ontslaan. En ik zou nog een aantal jaren thuis wonen”.
Later zal hij zich vervloeken omdat hij Vader het meest urgente argument zelf toespeelt. Een motief waarbij de rest wegvalt.
“Dat is precies het punt. Dat snap je zelf toch ook? Jij en mama, dat is water en vuur. De ene keer gaat het over dit, daarna weer over iets anders. Mama wil rust in huis”.
Remy kan wel schreeuwen, Vader aanvliegen. Of naar huis lopen en Moeder afmaken met een hamer.
“Gaat dat over de brommer? Ik wil niet 6 dagen in de week 30 kilometer fietsen. Destijds naar de eerste hbs brak me dat al op. Ik was verdomme doodmoe als ik nog aan huiswerk moest beginnen”.
“Met die brommer komt het wel goed. Een beetje geduld hebben. Maar je zal uiteindelijk een eigen weg moeten zoeken, want in huis komt er alleen maar oorlog van”.
Als aangestuurd door een natuurkracht, raken ze in het werk weer verder van elkaar gescheiden. Remy doet geen poging Vader bij te houden. In zijn hoofd woedt storm.
Altijd hetzelfde liedje. Altijd Moeder, godverdomme! Heeft Vader zelf geen wil?
De dagen komen en gaan. Henny heeft op weekdagen nog steeds school. Remy kruipt al over het land wanneer hij zijn zus ziet vertrekken. Zijn werkuren schrijft hij op in een piepkleine agenda, ooit achtergelaten door een vertegenwoordiger of handelaar. Verstandiger was geweest zijn oude mulo-agenda aan te houden, maar deze heeft hij weggegooid en deze loopt trouwens tot de zomer, niet tot 31 december. Een nieuwe schoolagenda heeft hij nog niet.
Probleem is, dat de mini-agenda een allang voorbije jaargang toont. Een hele avond is Remy bezig om alle data in overeenstemming te brengen met het heden. Maandag wordt donderdag, vrijdag verandert in maandag. Nog een geluk dat de agenda geen schrikkeldag omvat.
Strijd over de aanschaf van een brommer woedt nog steeds, al is het niet elke dag. Moeder heeft uiteindelijk voorgesteld dat Remy de oude Sparta van Vader voor de schoolgang zal gebruiken. Sinds de aanschaf van de auto staat deze werkloos in de schuur. Het voorstel is zowel een doorbraak als een ongewenst alternatief. De weerstand tegen een brommer is kennelijk gebroken. Van overnemen is trouwens geen sprake. Pa Reindert wil geen afstand doen van de Sparta. Hij gebruikt niet voor elke stukje rijden de auto en het zal hem niet gebeuren dat hij bij gelegenheid zelf moet fietsen. Dit standpunt komt Remy goed uit, want het bespaart hem uit te leggen dat hij een Sparta een waardeloos ding vindt.
Een brommer voor arbeiders, niet op te voeren, lomp als een betonmolen.
Op zekere avond vindt een wonder plaats. Er is geen volle maan en planeten staan niet eens in een gunstige conjunctie met elkaar. Hierover heeft hij onlangs iets gelezen. Astrologie in een gezinsblad. Met echte sterren aan het firmament heeft het niets te maken.
“We zullen binnenkort eens zien of we voor jou een geschikte brommer kunnen vinden”.
Vader spreekt alsof er nooit een kwestie is geweest en hij zelfstandig op een goed idee is gekomen.
“We gaan er dan wel vanuit, dat we niet de hele zomer van je halsstarrigheid behoeven te genieten”.
In zijn bed denkt Remy er nog lang over na. Als dit de uitkomst is, waarom moest er dan zo lang en vervelend over gestreden worden? Hoe feestelijk was het geweest, wanneer hij na het mulo-examen hiervoor groenlicht had gekregen! Nu de kogel door de kerk is, doorzoekt Moeder elke dag de kranten om ervoor te zorgen dat er een fatsoenlijke brommer en geen gevaarlijk scheurijzer voor de deur verschijnt. Remy ruikt gevaar. Moeder moet aangelijnd worden.
“Ik wil een Kreidler of een Zündapp”.
Hij wil voorkomen dat zij komt aanzetten met een domme Berini, Batavus of RAP. Moeder weet heus wel wat opvoeren inhoudt: de brommer voorzien van onderdelen waarmee aanzienlijk hogere snelheid behaald kan worden. Met de jaren heeft hij leren sleutelen aan fietsen, dus vertrouwen op onkunde van haar zoon is riskant.
“Meneer zegt het maar. Uw huispersoneel gehoorzaamt”.
“Ik kan zelf zoeken”.
“Jij zoekt niets. Wij gaan over het geld, weet je nog wel?”
Herhaling van het dreigement, om buiten de deur te gaan werken, houdt Remy even voor zich. Eigenlijk wil hij gewoon in vrede leven. Elke dag minstens 10 uren werken, is zwaar genoeg. Dan is het prettig om de avond zonder problemen door te komen.
Veel sneller dan hij verwacht, wordt een aanbod gevonden. Het betreft een bijna nieuwe Zündapp C50 van een particulier, wegens omstandigheden. De vraagprijs is aanzienlijk. Pa Reindert wil de kwestie zo snel mogelijk afhandelen. Hij belt met de verkoper en maakt een afspraak voor direct na het avondeten. Hij zal rekening hebben gehouden met dit scenario, want het geld ervoor is al in huis.
Tegen 7 uur in de avond rijden vader en zoon in de auto naar het verkoopadresadres. De groengrijze duivel staat te blinken in een tuintje met grasperk, siertegels en bloemen. Een klein zwart hondje laat zich door eenieder aanhalen en de vrouw van de eigenaar brengt een beker koffie voor Vader naar buiten.
“Het is een Duits product, dus dan weet je het wel”.
De eigenaar, een man op jaren, prijst zijn koopwaar aan.
“Ja, die Moffen kunnen er wat van. Ik bied 800 gulden”.
De verkoper kijkt zuinig. Hij herhaalt de in de krant opgesomde kwaliteiten van de bromfiets en wacht rustig af. In de wegberm tegenover het huis stopt een andere auto, waaruit drie opgeschoten jongelui springen.
“Kijk, daar staat-ie!”
Remy wordt nerveus. Als ze zonder brommer thuiskomen, komt er dan een volgende gelegenheid? Het zal erop lijken, dat Vader zijn best heeft gedaan en er voorlopig eerst maar weer gewoon gewerkt moet worden. Ook Moeder doet niets liever dan tijdrekken. Na de wekenlange strijd vertrouwt Remy niemand meer. Hij kan zich nauwelijks beheersen. Hij wil dat Vader akkoord gaat en de concurrentie het nakijken geeft. Aan de andere kant jaagt een snel besluit hem vrees aan. Zolang er geen aankoop is gedaan, kan je fantaseren over mogelijkheden. Dromen en uitstellen, daarin is Remy veel beter geoefend dan in het doorhakken van knopen. Pa Reindert ziet de nieuwe klanten ook aankomen en geeft de verkoper alsnog zijn zin.
Het ene moment zit je in afhankelijkheid naast Vader in de auto, het volgende bezit je een koninklijke brommer. De Zündapp is als nieuw en voelt aan als een motorfiets. Hiermee vergeleken is de brommer van Willem een kermisattractie. Alles draait soepel en de motor zingt als de gitaar van Eric Clapton. Remy verkeert in een roes die voor dronkenschap niet onderdoet. Zijn hart bonst van ongeloof. Op een afstand van honderd meter volgt Vader in de auto. Wat de man denkt of vindt, zal Remy nooit weten. Het moet ook voor hem een mijlpaal zijn. Bij de laatste afslag schakelt Remy netjes terug. Nog een paar honderd meter, dan volgt de dijkhelling. Voorzichtig daalt hij af, draait het erf op en stopt bij de betonnen waterbak. De spaken van het voorwiel blinken in het late zonlicht.
Moeder en Henny komen naar buiten. Ze bekijken de aanwinst van alle kanten. Moeder heeft al tekst klaar.
“Erg mooi. Nu maar zien hoe je hem terugverdient. Want voorlopig is die brommer eigenlijk nog van ons”.
Remy is opgetogen. Het liefst sleept hij zijn aanwinst de trap op om hem naast zijn bed te parkeren. Hij is niet van de machine weg te slaan en bestudeert nauwkeurig alle details. De typische geuren van rubber en benzine snuift hij op als kostbare wierook. Tenslotte zet hij de brommer in de schuur, sluit de schuifdeur af en keert terug in huis. In de hal draait hij het nummer van Willem om het nieuws te delen.
“Dat is ook toevallig. Ik zou net jou bellen”.
Willem gaf hem geen kans van wal te steken.
“Weet je wie er dood is?”
Remy weet het niet en trappelt van ongeduld zijn eigen verhaal te doen.
“Kees! Kees van school, weet je wel!”
Remy hoort het aan, maar kan er niets mee. Bovendien verschijnt het hoofd van Moeder om de hoek van de keukendeur. Zij vraagt of zegt iets, maar Remy wil niet reageren en wuift afwerend met zijn hand.
“Hoe dan? Hoezo?”
“Met zijn brommer. Overgestoken zonder te kijken. Hij lag een week aan de beademing”.
Willem is een ruwe jongen, maar aan de juistheid van zijn informatie behoef je niet te twijfelen. Nadere uitleg volgt. Remy slikt zijn eigen reden om te bellen in en Willem vraagt hem niets. Zich bewust van Moeders luisterend oor onderbreekt Remy zijn schoolmakker van weleer.
“Luister, ik moet ophangen. Ik bel je nog in het weekeinde”.
In de keuken drinkt hij een kop thee met de anderen.
“Wie had je aan de telefoon?”
Een snauw ligt voorin Remy’s mond, maar hij houdt zich in. Deze geweldige dag mag niet in onmin eindigen.
“Iemand van school. Ik moet nog boeken terugbrengen”.
Een half uur later ligt hij in bed en slaapt onmiddellijk in.
Zomerdagen. Je bent zestien jaar en onverslaanbaar. Energie borrelt aan alle kanten over de rand van de emmer. Pijn wordt verbeten zonder dat het inspanning kost. De zintuigen staan op scherp. Het brein is een kerncentrale zonder pauzen. Remy is geen jongen die ruzie zoekt. Hij komt alleen in verzet tegen voortdurende tegenwerking. Vader heeft een verstandig besluit genomen met de aankoop voor zijn zoon. Hier komt een tweede besluit bovenop. Zowel Henny als Remy krijgen een hoger uurloon! Het bezit van de brommer en de mogelijkheid deze nog deze zomer af te betalen, maken hem tot een kracht voor wie je De Baron kunt inruilen. Dit gebeurt natuurlijk niet. De werkman blijft komen als altijd. De ene na de andere oogst wordt binnengehaald en Remy is gebruind alsof hij in Spanje met vakantie is. Elke avond maakt hij een korte rit om te genieten van zijn brommer. Soms gaat hij even naar Wim of Gerben, vaker zomaar een blokje om of door het veendorp en achterliggende gehuchten waar hij op de fiets nooit is geweest.
Over het ongeluk van Kees blijft het opvallend stil. Moeder heeft het bericht kennelijk gemist of zich niet gerealiseerd dat het een bekende betreft. Per slot gebeuren er vaker ongelukken met dodelijke afloop en niet alleen met brommers. De begrafenis laat Remy aan zich voorbijgaan. Hij heeft geen zin hiervoor een halve dag aan werkinkomsten op te geven en evenmin voormalige klasgenoten tegenkomen.
Kees heeft voor niets in angst gezeten om te zakken voor het examen. Hij is dood.
Bij toeval heeft hij gezien dat het baantje van de kleine Pasja in de krant staat. Gevraagd wordt om een duizendpoot. Het lage salaris staat er gewoon bij.
Ik zou zijn werk kunnen overnemen. Het beter doen dan hij. Ik ben Kleine Kees niet.
Het zijn ook dagen van muziek in gestolen momenten. Meestal luistert Remy laat in de avond onder de dekens. Het belang van luisteren zonder omringend gekrakeel kan niet genoeg benadrukt worden. In het halfdonker van zijn kamer bloeit een eenpersoons subcultuur. Vanaf de Noordzee zendt Veronica stevige popmuziek de ether in. The Kinks zijn geweldig en wat te denken van het Stones album Beggars Banquet? Remy heeft geen poppodia of speelkelders nodig, net zo min als drank en nuffige meiden. Het gaat hem puur om de muziek en hij kan er niet genoeg van binnenkrijgen. Het zijn dagen van prestatie, zingeving en eenzaamheid zonder onderkenning.
De derde week van augustus breekt aan. De kalender is onverbiddelijk. Remy maakt een berekening van de gewerkte uren en de kisten aardappelen die hij heeft gerooid. Het benodigde eindbedrag van 950 gulden wordt langzaamaan benaderd. Met het einde van onafgebroken landarbeid in zicht, neemt desondanks de onrust in hem toe. Ginds wacht de nieuwe school met boeken en lestijden, overhoringen en lawaai in klaslokalen. Liever hoort hij de vogels fluiten of kijkt hij hoe de schaduw van overdrijvende wolken het zonlicht over het landschap onderbreekt.
Ik zou kunstschilder moeten worden, of fotograaf.
Het is maar een passerende gedachte. Hij kent niemand met een dergelijk beroep en het is algemeen bekend dat je er weinig mee verdient. Op een morgen ontwaakt hij uit een angstdroom. Hij heeft een ouderwets tegeltje gevonden. Overtuigd van de waarde brengt hij het naar Vader die in antieke spullen handelt. Vader bekijkt de tegel verveeld. Hij gebaart Remy mee te komen. Samen lopen ze naar buiten. Vader neemt een hamer ter hand en slaat de tegel in stukken. Hij knikt Remy bemoedigend toe en zegt hem andere dingen te zoeken.
Gewend om vroeg op te staan, komt Remy om half zeven uur uit zijn bed. Hij trekt zijn werkkleding aan en loopt de keuken in. Hier is niemand. Bevreemd over wat hij kennelijk mist, kijkt hij naar buiten. Vader en De Baron staan al op het land. Ineens dringt het tot hem door: zijn vakantie is voorbij. Vandaag gaat hij naar de nieuwe school om boeken en het lesrooster op te halen. Achter zijn rug betreedt Henny de keuken. Ook voor haar zit het landwerk er deze zomer op. Zij gaat de tafel dekken voor het ontbijt. Moeder zal nog een uur in bed blijven liggen.
Ook wanneer hij allang weer thuis is, hangt er een sfeer van vervulling in huis. De meeste oogsten zijn van het land. Onder deze omstandigheden kan worden gedacht aan afrekenen. Na de avondmaaltijd nemen ze met z’n vieren plaats rond de keukentafel. Vader zakt in de enige stoel met armleuningen. Henny, Moeder en Remy bezetten de rest van het wrakhout. Na zoveel seizoenen laten de rieten zittingen her en der flink los. Houtverbindingen tonen pornografische openingen.
Pa Reindert bladert in de kleine agenda die Remy als bewijsmateriaal op tafel heeft gelegd. Hierin zijn dag na dag en week na week alle verrichte werkzaamheden genoteerd. Het zijn alles bijeen indrukwekkende gegevens voor de besteding van een welverdiende vakantie.
Henny heeft alleen haar lege handen meegebracht. Deze rusten onbeweeglijk op tafel. Ze kijkt voor zich uit. Ook voor Henny is de zomer lang geweest en ook zij moet overschakelen naar het leven op school. Toch lijkt de bijeenkomst haar weinig te interesseren. Moeder heeft een half vest onder handen. Met de komende herfst zal warmere kleding van pas komen. De breipennen, verscholen achter de tafelrand, tikken bijna onhoorbaar. Moeders lippen tellen de steken die haar handen maken.
Remy kijkt tussen zijn ouders door uit het keukenraam en denkt aan de kennismaking op zijn nieuwe school. De meeste klasgenoten hebben eigentijds lange haren en corduroy kleding. Ze kijken vrijpostig naar de meiden en gaan soepel met elkaar om. Onwennig heeft Remy rondgelopen en oppervlakkige informatie uitgewisseld. Samen roken is nog het gemakkelijkst. De directeur van de school is een lange Limburger. Hij spreekt geaffecteerd. Zijn welkomstwoorden worden begeleid door gratis koffie en thee. Remy probeert zich te concentreren, maar heeft drie intensieve maanden van tulpenbollen en aardappelen achter zich. Al snel verlangt hij naar de buitenlucht en een volgende rit op zijn superbrommer. Hij heeft gezien dat een toekomstig klasgenoot hetzelfde model heeft, maar dan in de kleur rood. Dit ziet er een beetje goedkoop uit, vergeleken met het chique groengrijs van zijn eigen ros.
Na de woorden van de directeur komen stapels boeken. Je moet ze zelf kaften met een soort plastic dat Boeklon heet. De rollen worden aangeboden tegen gereduceerd tarief. Met een volle schooltas achterop de bagagedrager vertrekt Remy van het schoolplein. Om zijn zinnen te verzetten koopt hij in de stad een nieuwe vulpen en ziet achter de ramen van de HEMA enkele bekende gezichten zitten. Een beetje onwillig stapt hij af en schuift even later bij hen aan tafel met een flesje frisdrank en een halve worst, omvat door een zakje van vetvrij papier. De les van eerdere schoolgang luidt, dat je beter niet alleen blijft.
Nu is hij weer thuis. De avond strijkt neer. De tijd zelf lijkt vermoeid. Remy ziet hoe Vader pagina’s omslaat van de kleine agenda die hem is voorgelegd. Pa Reindert toont geen aandrang de berekeningen te controleren. Hij bladert door de geschiedenis van de voorbije zomer. Tenslotte neemt hij een potlood van de vensterbank en begint op de achterkant van een sigarendoos iets op te schrijven. Je hoort het potlood zo duidelijk krassen dat je welhaast blindelings kan volgen welke cijfers worden genoteerd.
“Zeshonderd achtenveertig uur”.
Remy is verbijsterd. Vader heeft dus weldegelijk een berekening gemaakt. Een die van de zijne afwijkt. Vader glimlacht.
“Geintje! Ik heb geen flauw idee”.
Remy ontdooit. Het is zo’n moment waarop hij zelfs Henny op zijn brommer zou laten rijden. Aan de overkant van de tafel tikken breipennen onverdroten voort. Remy voelt dat Moeder de gang van zaken afkeurt. Ze trekt haar mond al open.
“Dat gaat ons weer een rib uit het lijf kosten”.
Het klinkt niet alleen vijandig, maar vooral vaag. Pa Reindert lijkt deze gedachtegang te volgen.
“Ik zou zeggen: negenhonderd en vijftig gulden”.
Precies de prijs van zijn brommer. Remy haalt opgelucht adem. Onhoorbaar zuigt hij alle zuurstof uit de keuken naar binnen.
Er komt tenminste geen gehannes over het nieuwe uurloon.
Een onterechte vrees is dit allerminst, want er is weldegelijk discussie tussen de ouders ontstaan over het tijdstip waarop de toegezegde loonsverhoging zal ingaan.
Hoe vaak heb ik er niet aan gedacht, dat we daarover weer onenigheid zouden krijgen.
Moeder legt haar halve vest op tafel. Van de pennen zijn nog slechts de punten zichtbaar.
“Ik heb ook een rekening”.
Uit haar schort diept zij een beschreven papier op.
“Drie keer benzine halen, dat is twintig gulden”.
Haar handen trekken het papier strakker.
“Kermisgeld zes gulden en de kapotte kopjes hebben maar liefst vijftien gulden gekost”.
Bij dit laatste schiet Pa Reindert in de lach. Tijdens het bollen pellen heeft Remy zijn voetbal vanaf het erf door een smalle deuropening de schuur ingejaagd. De bal vloog dwars door een dienblad met koffiekopjes voor de pelsters. Het serviesgoed lag door de hele schuur.
“Dat was een meesterlijk schot”.
Vader maakt geen aanstalten iets aan zijn standpunt te veranderen.
“De benzine is opgestookt aan het heen en weer rijden naar het land. Het zijn dus reiskosten en die zijn tegenwoordig aftrekbaar”.
“Ik wilde ze inderdaad van het eindbedrag aftrekken”.
Moeder kan volstrekt onbedoeld grappig zijn.
“En zo komen we aan bij Henny”.
De overgang die Pa Reindert maakt, is even absurd als effectief.
“Bijna zouden we het beste paard van stal vergeten”.
Remy knikt zijn zuster olijk toe.
I am Henny the horse I am.
Natuurlijk is het beter te zwijgen. Remy is de toestand rond zijn eerdere opmerking over karrenpaarden nog niet vergeten.
“Ik heb het niet allemaal zo precies bijgehouden”.
Henny is oprecht. Gewoonlijk vergeet ze uren te schrijven. Voor Remy is haar houding ronduit ergerlijk. Haar nonchalance suggereert dat hij een schraper is.
“Het is altijd zo’n gedoe”.
Ja, als je geen doel stelt, waar heb je dan geld voor nodig.
Hij wisselt een scherpe blik met Moeder.
“Van de laatste weken weet ik het wel uit mijn hoofd. De rest staat in mijn schrift”.
Henny staat op om het cahier van haar kamer te halen.
“Ik zou wel een kop koffie lusten”.
Voor Vader is het een avond van ontspanning.
“Of anders een kopje thee, dat is ook goed”.
Remy staart naar buiten. In zijn ooghoeken ziet hij Moeder opstaan. Zij legt haar breiwerk neer en stapt naar het aanrecht om een fluitketel op te zetten.
“Bevalt de brommer?”
Vader vraagt naar de bekende weg, maar geeft zijn zoon gelegenheid blij te zijn. Tegelijk kan de opmerking bedoeld zijn om Moeder te laten weten dat hij heus wel weet waar de schoen wringt.
“Natuurlijk. Hij rijdt als een tierelier”.
“Toch niet harder dan veertig kilometer per uur?”
Moeder luistert mee en Remy weet het.
“Veertig? Ik weet het niet. De naald wijst iets van vijfenzestig aan”.
Hij knipoogt naar Vader.
“Wat?!”
Moeder zit al op de kast.
Gebonk op de trap kondigt de terugkeer van Henny aan.
Henny loopt op haar hielen. Ik loop als Vader. Wij gaan in sluipgang. Misschien mocht Vader vroeger ook niets.
Na een minuut of vijf zit iedereen weer aan tafel. Er is niet alleen thee, maar voor ieder ook een plak ontbijtkoek. Een kruidige geur verspreidt zich. Terwijl het cahier van Henny worden doorgenomen, gaan Remy’s gedachten naar de nieuwe school. De sfeer komt hem voor als onmiskenbaar beter dan op zijn vroegere hbs.
Misschien wordt het toch nog wat met mij.
Vader opent de sigarendoos en neemt er een sigaar uit, de laatste alweer. Moeder levert meteen commentaar.
“Je moet niet zoveel roken. Iedere sigaar kost dertig cent en de vitrage vergeelt ervan”.
“Ja”.
Pa Reindert klinkt afwezig, maar hij wisselt een blik met Remy. Zijn vingers trekken het flinterdunne cellofaan weg en verfrommelen het. Uit zijn broekzak haalt hij een doosje lucifers, schudt dit om te horen of er nog houtjes inzitten en steekt de sigaar aan.
“Het rookwerk gaat van mijn huishoudgeld af”.
Remy’s moeder protesteert opnieuw.
“Zo kom ik nooit rond”.
Vader blaast een zware rooktrechter naar het plafond. Hij tikt met het potlood op de tafel en zwijgt. Maar zo gemakkelijk komt hij er niet mee weg. Of misschien ook wel, want het ongenoegen van Moeder zoekt een andere uitweg. Zij neemt als terloops Hanny’s cahier van het tafelblad. Remy volgt haar met de blik van een uil die in de olmen zit en een muis hoort.
Wat zal ze nou weer te melden hebben?
Vader heeft niets in de gaten of hij hoopt er het beste van. Moeder schraapt haar keel, een slecht voorteken. Ze kijkt niet naar Henny, maar naar Remy. Haar dubbelfocus brillenglazen fonkelen als ballen in een kerstboom. Hij drinkt voorzichtig van zijn thee.
Negeren, geen aandacht aan schenken. In haar sop laten gaarkoken.
Hij probeerde haar te negeren en kijkt naar het raam. Zijn blik komt niet verder dan de vaststelling dat de vensters onderhoud behoeven. Nieuwe stopverf is dringend gewenst en verf bladdert van de onderkant. Een onverklaarbaar schuldgevoel maakt zich van hem meester.
Van het geld van mijn brommer hadden ze een schilder kunnen betalen.
Werkelijk begint hij te twijfelen aan de redelijkheid van de dure aankoop. Het lijkt er inderdaad op dat hij zich een luxepaard voelt, verheven boven de anderen. Moeder is al een paar straten verder.
“Wat zei je daarnet Henny? Wat is er met die uren?”
Het is een vraag die voor Remy uit het niets komt vallen. Moeder voelt zich geroepen preciezer te zijn.
“De week van eind mei, begin juni”.
Remy verstaat wel de woorden, maar acht het nog geen tijd echt te luisteren. Hierin zal snel verandering komen.
“Ik heb geen idee waar u het over heeft”.
Henny voelt zich aangesproken en klinkt niet bepaald vrolijk.
“Ik heb het gevoel dat er iets niet klopt. Het was die verregende week. Bij jou staat dan ook niets genoteerd. Maar van Remy ben ik daar niet zeker van”.
Moeder veegt de kleine agenda naar zich toe en zoekt de betwijfelde week.
“Wat een idiote agenda. Alles is omgezet”.
Remy bijt zich op de tong. Misschien dooft het vuur vanzelf.
“Alleen op de donderdag staat hier niets. De andere dagen zijn gewoon ingevuld. Van ’s morgens zeven tot ’s avonds zes. Dat zijn tien uren, de middagpauze niet meegerekend”.
Het scheelt weinig of Moeder noemt er bedragen bij. Remy zou de boel zomaar voor bijna 50 gulden kunnen belazeren. Haar woorden zijn onmiskenbaar bedoeld om zijn geloofwaardigheid in twijfel te trekken. Hij voelt zijn nek aanspannen. Nog een paar minuten en je kan hoofdpijn verwachten. Het ergste is, dat hij bezwaarlijk terug kan bijten.
Noteer dan voortaan zelf al onze werktijden. Elke avond. Met een handtekening eronder. Als u tenminste weet waarover u het heeft.
Stilaan begint het wroeten in zijn kostbare gegevens hem de keel uit te hangen.
Ik zou de pot met hete thee naar haar hersens moeten gooien.
“Heeft u een andere agenda bijgehouden? Die wil ik dan graag zien”.
Het klinkt brutaal en dat is het ook. Nu is het de beurt aan Vader om even naar lucht te happen. Tot een reactie komt het evenwel niet. Moeder heeft de hele lange zomer geen aardappel gerooid en alleen drie bollen gepeld in de schuur om de meiden uit het veendorp te kunnen uithoren.
“Alleen die donderdag dus”.
Moeder werpt Remy een blik toe, als nodigt ze hem uit alles op te biechten, met zijn gesjoemel voor de draad te komen. Hij, op zijn beurt, betrekt nu zijn zus in zijn naargeestige overwegingen.
Wanneer Henny niet zo laks was, had ik minder problemen.
Hij weet alleen niet goed, hoe te beginnen. Henny buigt zich voorover en trekt haar cahier naar zich toe. Het etiket op de voorzijde toont een opschrift. Schwere Wörter.
“Misschien ben ik die dagen vergeten op te schrijven”.
Mosterd komt na de maaltijd. Het zaad van verdachtmaking is al gezaaid. Moeder gaat onverdroten verder met haar detectivewerk.
“Hier staat bij de vrijdag geschreven, dat het donderdag onweerde”.
Ze leest voor uit de agenda van haar zoon alsof het haar eigen notitieboekje betreft.
“Waarom je zoiets nou bij de volgende dag schrijft, mag Joost weten”.
Het probleem met driftige mensen is, dat niemand de omslag ziet aankomen. Zelfs voor de driftkop zelf is het vaak een verrassing. Remy drijft af op een explosie, een eruptie van bewustzijnsvernauwing.
Maandenlang werken, geen dag vrij, eindelijk afrekenen en dan: ja hoor, het gesodemieter waar je vergif op kunt innemen. Godverdomme!
Hij spreekt zorgvuldig, maar elk woord is een scheermes.
“Het is mijn agenda, daarin schrijf ik op wat ik wil”.
“Wat niet noodzakelijk de waarheid is”.
Moeder heeft haar antwoord paraat.
“Je mag niet zomaar koekeloeren in andermans papieren. En er al helemaal niet uit voorlezen aan tafel. Bewijs liever hier en nu dat het anders zit”.
Hij bijt het haar toe. Antwoord blijft uit. Zelfs Moeder houdt een keer haar mond. Misschien omdat aanvoelt dat er onheil in de lucht hangt en zij niet vrijuit gaat. Het kan ook zijn dat ze gewoon niet gewend is te worden tegengesproken.
“Geef eens hier”.
Vader nam Remy’s agenda van zijn vrouw over. Hij doet alsof hij iets wil opzoeken, maar zijn handen omvouwen de urenopgave als een gebedenboekje.
“Ik stel voor dat we het over iets anders hebben. Wat mij betreft is de zaak afgerond”.
Remy is niet onder de indruk. Vader moet kleur bekennen.
En anders verkoop je die brommer maar weer. Krijg de tyfus.
Hij onderbreekt Vader.
“Als iemand denkt dat er iets niet klopt, wil ik horen wat het is!”
Het scheelde niets of hij vloekt erbij. Een onbeheerste uitval is nabij. Een eerder gesprek met Vader over het bedrijf staat hem ineens scherp voor de ogen.
Vader heeft gelijk. Ik kan hier niet blijven. Op een dag sla ik dat wijf dood.
“Remy schei uit. Je moeder begrijpt gewoon iets niet. Dan kan toch?”
Het klinkt als een smeekbede om vrede. Remy verbijt zich. Hij voelt aan zijn water dat Vader zijn vrouw nooit openlijk zal afvallen. Gedachten en verwijten koken in zijn hoofd. Hij schuift zijn stoel terug en staat op.
“Ik hoor niets, dus ben ik wel klaar voor vanavond”.
In de bijkeuken is het een bende. Wekenlang is hier niets uitgevoerd of opgeruimd. Remy trekt zijn laarzen aan, een handeling van elke dag. Achter andere fietsen staat de zijne. Sinds de aanschaf van de brommer is de fiets nutteloos. Hieraan kan je zien dat een nieuwe tijd is aangebroken. De houten deur opent naar buiten. Dit is prettig, omdat je vanuit de keuken niet meteen kan zien wat er gebeurt. Met vermoeide stappen loopt hij het erf op. Hij vindt zijn voetbal en trapt hem van zich af zonder op te letten waar hij terecht komt. In de schuur trekt hij de brommer van de standaard. Dit is zijn buit, maar tegen welke prijs? Hij slaat zijn rechterbeen over de buddyseat. Zijn handen omklemmen de handvatten aan het stuur.
Verdomd, er zit nog een biljet van 100 gulden in het stuur van mijn fiets!
Een belangrijke gedachte! Van het geld kan hij minstens 2 maanden tanken. De spanning in zijn nek neemt iets af. Hij kijkt om zich heen. In de schuur liggen tonnen aardappelen opgeslagen. Daar heeft hij aan meegewerkt: Remy rooit ongeveer twee ton aardappelen per dag. Een stukje dichterbij reiken stapels lege kisten voor de bloembollen tot het plafond. Ze zijn buiten het erf opgeslagen in een ruimte die beter gekoeld kan worden. De stilte is volkomen. Stof dwarrelt in oneindig trage beweging in het late licht dat door de smalle vensters binnendringt.
Een harde tik van de zijdeur brengt hem terug op aarde. Vader komt binnen. Hij gaat bij Remy staan en frommelt een bandje van zijn sigaar.
“Je school begint morgen. Dat is nu het belangrijkste om je op te richten”.
Remy weet niets te zeggen. Wat weet Vader van school?
“Ik hoop dat je niet gaat jakkeren. Dan eindig je als je klasgenoot, die Kees”.
Het bericht over het ongeval is kennelijk weldegelijk doorgedrongen. Remy hoort Vader weglopen. In zijn hart heeft hij gehoopt op een gebaar van steun, troost of saamhorigheid, maar er gebeurt niets. Hij blijft nog even zitten, speelt met de handels aan het stuur en test de telescoopvering van het achterwiel. Zonder mededogen denkt hij aan Kees.
Misschien is dat maar het beste: een doodsmak onder een vrachtwagen met zestien wielen.