Monkwise

columns verhalen fotografie

Vage vriendschappen

| Geen reacties

Ronald werkte bij Herhuisvesting. Nou ja, op gezette tijden zat hij aan een bureau en verrichtte handelingen die hem in staat stelden zich gelijktijdig met belangrijker zaken bezig te houden. Zoals met het doorbladeren van folders waarin nieuwe hifi apparatuur werd aangeprezen. Betalen kon hij deze niet, want zijn geld ging grotendeels naar de verhuurder van zijn zeer ruime flat in de Bijlmer. De woning was hem toegevallen toen hij nog samenwoonde met een vrouw. Ronald was achtergebleven met zijn geluidsversterker, draaitafel en boxen die hoog tegen de muur waren geschroefd. Daarbij had hij een paar elektrische gitaren, waarop hij geregeld funky grooves oefende. Zelfs bleek hij over een drumstel te beschikken dat bij gelegenheid in de huiskamer werd opgesteld, tot vreugde van de onderburen. De rest van de inboedel was bijeengeraapt en behoefde, geheel naar de tijdgeest, alleen maar functioneel zijn.

Ik was een tijdelijke kracht die probeerde bij Herhuisvesting mijn studiegeld op te krikken. Net als Ronald rotzooide ik maar wat aan, tot tevredenheid van ieder die de indruk gaf erop te letten. Het zal iets zijn geweest met kaartsystemen, de papieren voorloper van het digitale Excel. Net als Ronald had ik een zwak voor geluidsapparatuur. Regelmatig stond ik voor de etalage van Allwave en soortgelijke winkels te staren naar de laatste modellen recorders en receivers. Dat ik gevoel voor kwaliteit had, valt vandaag nog terug te vinden op Marktplaats, onder de noemer audio vintage met als toevoeging uit de betere dagen van. Verder beschikte ik over een basgitaar en bijbehorende versterker. Binnen een paar weken na de kennismaking kwamen Ronald en ik bij elkaar over de vloer. De kleine woning die ik deelde met mijn vriendin stond in hartje Amsterdam. Eronder bevond zich de meubelzaak van de eigenaar, een tengere man van een oud middenstandsras. Na 6 uur in de avond was er niemand in de winkel en kon je rustig herrie maken.

Ik moet diep nadenken om terug te halen waarover met Ronald werd gesproken. Mij staat bij dat hij zijn zinnen had gezet op een afgelegen huis in Schotland. Tijdens een vakantie was hij in dit land geweest en omdat het toevallig niet had geregend, leek het hem wel wat daar te gaan wonen. Bij hem thuis dronken we een ranzig pils dat door grootgrutter Jacques Hermans werd geleverd. Bij ons was het aanbod gevarieerder en van betere kwaliteit. Wel was soms gewoon alles op en moesten we het doen met een pot thee.

Een vriendschap, een tijdelijk bondgenootschap tussen twee gasten die elkaar kunnen uitstaan. Echt greep kreeg ik er niet op, maar ik ben niet iemand die een relatie elke week gaat wegen. Ronald was een vreemde dromer, die kon redeneren alsof hij niet vast zat aan een dure flat en werk dat voornamelijk verveling in hem opriep. Hij was laconiek en had een brede belangstelling. Ik studeerde geschiedenis in die dagen. Het was geweldig je te kunnen verwonderen over wat de wereld zoal had meegemaakt. Afgezien van een beperkt aantal vaste college-uren deelde ik mijn eigen tijd in. Soms studeerde ik 70 uur in een week, om daarna dagenlang niets uit te voeren. Zoals ongetwijfeld veel andere jongelieden in de jaren zeventig probeerden Ronald en ik een weg te vinden op de instrumenten die we hadden. Geen eenvoudige opgave, want ik hield niet zo van zijn funky shit. Mijn ziel lag meer in de blues en alles wat klonk alsof het vanonder een putdeksel kwam. Bij hem draaiden we veel ELO, ongelooflijke rotzooi. Op mijn beurt trakteerde ik hem op Johnny Winter. Zo leefden we ieder in onze eigen luchtbel en waren tevreden zolang we maar gezellig konden leuteren en een biertje drinken.

Nu had ik nog een andere vriend: jaargenoot Gijs. Een slungelachtige lacher, typische gelukszoeker uit het Limburgse. Amsterdam is ermee verstopt geraakt. Gijs was enigszins een allemans vriend. Vooral vrouwen vielen voor zijn losse charme. De vrijblijvendheid hierin zagen ze pas later onder ogen. Het valt moeilijk uit te leggen waarom ik vriendschap met hem sloot. Hij wist precies wat hij van je kon gebruiken en kwam en ging als een schaduw in een slecht verlichte straat. Een scherpe student was hij evenmin.
Gijs speelde even beroerd gitaar als ik en vond eigenlijk alle muziek tof, ofwel het ontbrak hem aan een duidelijke smaak of mening. Eens bracht ik mijn gitaar plus versterker mee naar zijn kraakwoning. Dit bleek een slecht plan, want binnen een paar minuten vreesde hij voor klachten wegens geluidsoverlast. De versterker moest op een aanzienlijk lager volume worden gezet. Deze burgerlijke houding stelde mij nogal teleur en dus staakte ik het spelen maar meteen, want het is bij mij het een of het ander. De rest van de tijd bracht ik door met het opsporen van een dooie duif die in de lege woning boven zijn hoofd lag te stinken.

Zo kwam het ervan dat soms met drie waren, of 4 als je mijn lief meetelt. We probeerden muziek te maken en soms begon het zelfs ergens naar te lijken. Dit ging het beste ten huize van Ronald omdat hij een drumstel had, maar ook bij mij thuis kon het er stevig aan toe gaan. Boven ons bivakkeerde een jong stel dat vaak lag te vrijen, hetgeen bij ons kennelijk de juiste groove bevorderde. Zo ging het maanden lang door, al miste Gijs na enige tijd de overtuiging en liet hij het steeds vaker afweten.

Waar ging het fout? Verveelden Gijs en ik Ronald met onze studieverhalen waar hij zijn leven sleet in dat suffe kantoor? Vond hij dat we teveel van zijn vuile bier opdronken? Begreep iemand van ons ineens dat het nooit iets kon worden met muziek maken en dat er verder weinig was dat ons bond?
Mijn relatie met Gijs verzwakte misschien omdat ik mezelf een studiemissie had opgelegd. Hierin was voor feestjes en het lenen van geld, boeken en muziekschijven weinig plek. Naar andere vrouwen dan mijn vriendin taalde ik niet, dus een gezamenlijke jacht in de kroeg was aan mij niet besteed. De band met Ronald verslechterde na anderhalf jaar eveneens. Afspraken werden niet nagekomen. De komst van een onderhuurder in zijn flat, bedoeld om de huurlasten te verlichten, vond ik funest. Deze volksjongen met navenante verhalen en grappen verpestte de sfeer en bracht vervreemding en leegte, vooral omdat Ronald vaak om hem moest lachen. Ineens begreep je dat je in een flatwoning zat waaruit een vrouw was weggelopen. Vanuit het raam keek je naar de verre lichtjes van andere hoge gebouwen en hoorde je de metro om de zeven minuten ding-dong roepen. Misschien ook zagen we elkaar gewoon te vaak en begonnen we te begrijpen dat er uiteindelijk geen basis was voor een zinvolle vriendschap.

Ooit heb ik hem nog eens opgezocht, want ik heb graag het laatste woord. Ik had mijn racefiets meegevoerd tot zijn voordeur op de galerij, want het risico op diefstal in zijn flat was binnen een paar jaar stevig toegenomen. Ronald stond aan de keukentafel te prutsen aan een onderdeel van een oude motorfiets. Hij draaide een sjekkie en bood me een onveranderd beroerd biertje aan. Zijn onderhuurder was er ook. Hij hing op de bank alsof de huiskamer hem toebehoorde en deed helemaal niets. Het liefst had ik deze lanterfanter de deur uitgeslagen en orde op zaken gesteld, maar Ronald leek het naar zijn zin te hebben. Lang bleef ik niet. Het is een vreemd gevoel met iemand op een plek te zijn waar je het leuk hebt gehad, in de wetenschap dat alles over is en nooit meer terugkomt.

Monk
19 maart 2012

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.