Vier jaar ben ik geworden en oom Jan heeft een cadeautje meegebracht: mijn eerste Dinky Toy.
Het is 1956 en winter. De gebeurtenis moet indruk hebben gemaakt, want ik herinner mij goed dat ik bij hem op schoot zit wanneer de auto tevoorschijn komt.
Ik bezit dit met de tijd gehavende wagentje nog steeds. Oom Jan leeft niet meer.
Mijn ouders vinden Dinky een passend stukje speelgoed: uiterst degelijk, geluidloos en gemakkelijk weg te bergen. Daarbij is het een Engels product, zo kort na de oorlog een aanbeveling. Op de bodem staan een nummer, het model en de naam van de fabrikant: Meccano Ltd. Het zal nog minstens 10 jaar duren voor ik de betekenis van deze afkorting begrijp.
Mijn ouders voeren een akkerbouwbedrijf. We wonen te midden van weilanden en bietenvelden. Winkels en de school zijn op kilometers afstand. Wij hebben geen auto en ik ben derhalve vaak alleen. Zo leert een kind zichzelf te vermaken en te hechten aan het weinige dat hij bezit. Het zijn jaren van vrijheid en ontdekking, een fundament voor wat komen gaat.
Pas met 6 jaar ga ik naar school. De omschakeling naar dit nieuwe leven is groot. Ik blijf hier de hele dag, in de pauze met een aantal andere kinderen die eveneens buiten het dorp wonen. Wij hebben allen ouders met een eigen bedrijf en worden dus vrienden, want ook kinderen vatten snel de onderlinge verschillen. Op school zijn in het begin Dinky Toys om mee te spelen. Tot mijn ontsteltenis smijten oudere jongens ermee en ineens is alles weg. Jaren later ontdek ik bij toeval waar ze bleven: in de speelkast bij de hoofdonderwijzer thuis.
Een vriendje van mij bezit eveneens Dinky’s. Deze worden vooral geleverd door zijn vrijgevige oma die een naastgelegen boerderij bewoont. Ik kom geregeld bij hem en soms spelen we met zijn autootjes. Deze worden slordig in een kartonnen doos bewaard, waar ze bij mij thuis keurig staan opgesteld in de houten garage die mijn vader eigenhandig voor mijn zesde verjaardag heeft gemaakt. Deze staat nog altijd bij mij op zolder.
Beelden en geluiden domineren het geheugen. Sinterklaas komt ieder jaar bij mijn grootouders die in de buurt wonen. Hier krijg ik een rode tankwagen met het opschrift ESSO. Ik weet nog waar ieder die avond zat en hoe de wandklok elk half uur plechtstatig sloeg.
Ook staat me het moment bij dat ik thuis een gele kiepwagen krijg, een exemplaar van grote schoonheid en tegelijk bestand tegen bijna elke vorm van vernielzucht. Ik speel ermee op het kortharige tapijt in de woonkamer en op het zeil van mijn eigen slaapkamer. Mijn spel bestaat meer uit fantasie dan uit handelingen.
Mee naar buiten neem ik niets. Mijn vader vernielt een keer met de tractor een stuk speelgoed. Ik sta ermee in mijn handen en kan nauwelijks geloven dat het echt onherstelbaar kapot is.
Bezoekende kinderen laat ik zelden en met tegenzin meespelen. Hun voorstellen boeien me niet en ik ben bevreesd voor schade, een benauwdheid waarmee ik ook later menigeen weet te ergeren.
Slechts een enkele Dinky uit mijn jeugd blijft redelijk in tact. Andere worden finaal kaal gespeeld. Een aantal hiervan schenk ik aan de portier van het bedrijf waar ik werk. De man knapt autootjes op en spuit ze opnieuw met verf in de originele kleur. Hij is heel blij met mijn gift.
Tegen die tijd begin ik met het bezoeken van beurzen waar ik vervangende exemplaren zoek. Soms kom ik thuis met een model dat ik als kind graag had willen hebben. Het geheugen is een ondoorgrondelijke fabriek: de autootjes brengen een stroom gevoelens op gang. Je raakt aan iets uit het verleden, maar weet niet precies wat het is.
Langzamerhand droogt deze aandrang weer op. Ik koop een kast met glasdeuren die op een lichtarme plek staat. De collectie vormt een ravage aan herinneringen en gevoelens. Misschien kun je zeggen dat ik met dit bezit mijn identiteit onderhoud.
Monk
11 april 2014
(foto: Monk)