Monkwise

columns verhalen fotografie

Oud Goud

| Geen reacties

Mijlpaal in Moskou, schreef De Telegraaf over de prestaties van onze allround schaatsers dit weekeinde. Sven Kramer legde beslag op zijn vijfde wereldtitel. De tweede en derde plek bij de heren gingen eveneens naar Nederlanders. Bij de vrouwen behaalde Irene Wüst de wereldtitel. Zilver en brons gingen naar Tsjechië en Canada. Ik haal De Telegraaf aan omdat andere dagbladen helemaal teleurstellen in hun aandacht voor deze vierkamp met historie.

De uitreiking der ereprijzen vond plaats in een ijstempel die angstaanjagend leeg was. Complete vakken van de tribunes waren zo ontvolkt dat je de indruk kreeg dat er een boycot was afgekondigd. Het Wilhelmus klonk alsof het vanaf de maan werd uitgezonden. Een troepje krolse danseressen probeerde er nog iets feestelijks van te maken, maar zelfs de paarden van de trojka die de gouden winnaars rondreed, wekten de indruk liever op stal te staan. Het was zaak zo snel mogelijk een kroeg in te duiken en met het eerstvolgende vliegtuig naar Nederland af te reizen.

Ik keek naar deze eindvoorstelling en voelde een mengeling van heimwee en boosheid. Na deze opwelling te hebben onderdrukt, trok ik de conclusie: het allround schaatsen is morsdood.
Kramer mag een geweldige prestatie hebben geleverd, de dagen van Schenk en Verkerk zijn definitief voorbij, net als die van Hilbert van der Duim en Rintje Ritsma. Het is gedaan. De belangstelling is ingestort, zowel bij het publiek als bij de schaatsers. Zelfs kampioen Kramer zegt, zich voortaan meer te richten op het WK afstanden (waarbij het gaat om verwerving van de titel op een enkele afstand).

De neergang van het allround schaatsen is al langer aan de gang. In 1996 werd het WK schaatsen van afstanden ingevoerd. Het Wereldbeker schaatsen bestond toen al tien jaar. In beide gevallen wordt gestreden om de titel op een specifieke afstand, maar bij de Wereldbeker wordt de titelstrijd uitgesmeerd over meerdere wedstrijden in verschillende landen. Een volgende concurrent is het Wereldbeker marathonschaatsen, al is dit geen hoofdmaaltijd in de schaatswereld. Dit geldt ook voor de shorttrack. Anders ligt het met de Olympische Spelen, waar het schaatsen op afstanden eens in de vier jaar wordt afgewerkt. Een Olympische titel geldt als het neusje van de zalm in elke beoefende tak van sport en vormt dus de beste gelegenheid om jezelf als (commercieel) product neer te zetten. Een Olympische titel is geld waard. Een Olympische titel allround schaatsen bestaat niet (eens).
Binnen het allround schaatsen onderscheiden we het nationaal kampioenschap (NK), het Europees Kampioenschap (EK) en het al genoemde wereldkampioenschap (WK). Ook worden er nog aparte selectiewedstrijden gehouden, om kaf van koren te scheiden.

Het aantal wedstrijden kent kortom nauwelijks grenzen en veel wordt op de tv uitgezonden. Deze mediale overkill is zowel oorzaak als een gevolg van de verzadiging bij het publiek. Waar je om de haverklap wedstrijden op de beeldbuis krijgt voorgeschoteld, moet de belangstelling wel dalen. Tegelijk wordt het overschot aan beelden uitgelokt door de aanhoudende honger van het publiek naar nieuwe records en spectaculaire ritten, desnoods abjecte valpartijen. Het volk wil vermaakt worden, Sire!

Maar er is meer. Bijvoorbeeld het geld. Het is met schaatsen onderhand ongeveer zoals met tennis: een reizend circus met alsmaar dezelfde topatleten doorkruist de wereld om zijn kunsten te vertonen. Er is veel geld mee gemoeid: voor de schaatsers zelf uiteraard, maar ook voor de sponsors en de media. Sport is geld. Een behoorlijk inkomen betekent voor een schaatser dat hij na gedane arbeid niet nog dezelfde avond onder de koeien hoeft, maar als professional zijn vaardigheden oeverloos kan verfijnen en verbeteren. Het melken van de koeien kan hij overlaten aan een minder bedeelde boerenzoon en het computergestuurde machinepark achterin de schuur.

Ooit was het anders. Je had de Olympische Spelen, maar die verstoorden nauwelijks de jaarlijkse sensatie van het EK en het WK allround schaatsen. Nog dit weekeinde stuurde Mart Smeets een leuk filmpje de ether in. Het was 1962 en eveneens in Moskou. De ijstempel lag gewoon in de openlucht en het kon ieder moment gaan sneeuwen. We zagen de Russen Stenin en Kosistjkin. Voor Nederland trad Henk van der Grift op. De tribunes zaten mudvol al kon niemand destijds weten dat de toeschouwers tenminste deels door het regiem waren gestuurd.
De stem van Philip Bloemendal meldde dat onze landgenoot niet onverdienstelijk tweede werd. Zo was de vaderlandse stemming: het was een eer te mogen meedoen en geweldig om met een zilveren medaille thuis te komen vanuit dat verre en barre stadion.

Vandaag wordt op voorhand verondersteld dat Oranje een reeks medailles zal incasseren, of het om schaatsen of welke sport ook gaat. Er moet gewonnen worden en al het andere is bullshit.
En zie: zover is het nu gekomen. Het regent goud in het zogenoemde Oranje Kamp (interessante benaming). Zijn we nu gelukkig? Men roept van wel, maar waarom voel ik dan niets? De ontstane overmacht is juist de dood in de pot en alleen in Nederland houdt men de ogen hiervoor gesloten. Zweden en Finland hebben allang afgehaakt. De Amerikanen waren in Moskou nergens, net als de Japanners en Chinezen. Het was gewoon een stomvervelend toernooi.

Ik noemde al redenen waarom de klad in het allround schaatsen is gekomen. Ik kan er meer aanvoeren. Door voortschrijdende technische mogelijkheden is de aard van het schaatsen beïnvloed. Buitenbanen met hun afhankelijkheid van het weer zijn verplaatst naar overkapte stadions met een steriel en scherp bewaakt klimaat en een tot in de perfectie afgeregelde ijsvloer. Er werden aerodynamische schaatspakken ingevoerd en
klapschaatsen maakten enige jaren het verschil.
Waar het publiek zich vroeger op zijn minst diende te verzoenen met wisselende weersomstandigheden en atleten het moesten stellen met een lowtech uitrusting, eist ieder vandaag een volledige controle over alle externe factoren. De moderne schaatsliefhebber leeft niet meer met het weer en het klimaat en heeft geen zin dit in zijn sport te accepteren. Het tolerantieniveau is praktisch nul. Een bewijs hiervan werd nog kort geleden geleverd door het kinderachtige gedram om de Elfstedentocht te laten doorgaan waar dit onverantwoord was. Het regende voorstellen om de afstand in te korten of de route te verleggen, dan wel een beperkter aantal schaatsers toe te laten. Het scheelde weinig of het KNMI kreeg een schadeclaim aan de broek omdat het niet lang en hard genoeg wilde vriezen. Goddank hielden de Friezen de rug recht.

Om de verveelde consument bij de les te houden, dient op elk toernooi een hoeveelheid records te worden gebroken. Ergens zal dit stoppen, want ik zie nog niet dat bijvoorbeeld de 500 meter in 12 seconden geschaatst zal worden of de 5 kilometer in drie minuten.
Het is ook het publiek dat zich bij het uitzitten van met name de langste afstand in het allround schaatsen, de 10 kilometer (althans bij de heren) op de proef gesteld ziet. De moderne mens brengt het niet meer op om zowat een kwartier naar een enkel duel te kijken. Hij gaat onherroepelijk twitteren, bellen met moeder of uit de neus pulken. Liefst alles tegelijk.

Hoe verder? Winnaar Sven Kramer erkent dat de prestatiedichtheid in de breedte te wensen overlaat. Er zijn te weinig concurrenten, bedoelt hij, schaatsers die alle vier afstanden naar behoren kunnen volbrengen. Ooit konden Noren en Russen dit, Zweden en Finnen deden mee, Amerikanen en Canadezen meldden zich eveneens. En nu? Op een enkele Rus of Noor na, is er geen behoorlijke concurrentie meer.

Kramer meent dat het verheffen van de allround wedstrijden naar Olympisch niveau de vierkamp kan redden. Immers, een Olympische titel telt (en niet alleen in sportief opzicht). Het is de vraag of dit gaat lukken en of het zou helpen. Schaatsers, sponsors en publiek willen onmiddellijke, tastbare en opwindende resultaten. Spanning en sensatie via de korte spanningsboog. Twee dagen wachten op een winnaar is veel te lang.
Noem het de voortschrijdende tijd, noem het decadentie. Feit is, dat het allround schaatsen op sterven na dood is. Over 25 jaar staat Sven Kramer naar zijn prijzenkast vol oud goud te kijken. Arme jongen.

Monk

21 februari 2012

 

Print Friendly, PDF & Email

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.