Fragmenten. Een beeld. Een vermoeden iets aan te raken uit een ver verleden. Meer is het niet. Het brein speelt met alles wat ooit binnenkwam en vervormt naar wat nodig is of gewenst. Met de oorspronkelijke betekenis kan de hersenpan na een halve eeuw geknoei weinig aanvangen. Het brein vervormt.
Ik lieg, dus ik ben.
De tv stond in de woonkamer van de boerderij van mijn grootouders. Hier te zijn midden in de zomer, dan nog op een gewone weekmiddag, was uitzonderlijk. Gedurende de hele zomer werd in de keuken geleefd. De woonkamer was er voor de winter en misschien een verjaardag buiten dit seizoen. Daarbij keek je hooguit in avonduren naar de beeldbuis, nooit overdag. Misschien was er destijds bij daglicht ook helemaal geen uitzending, behalve dan op de woensdagmiddag voor kinderen.
Wie waren erbij? In ieder geval mijn grootvader, mijn vader en ik. Drie generaties in een sombere woonkamer met lelijk meubilair, een wandklok die om het kwartier of half uur sloeg als een teken aan de wand. Maar wat is feit en wat werd reconstructie?
De enige herinnering waarvoor ik echt insta, is dat ik tijdens het WK voetballen in Engeland zwart wit beelden zag van een wedstrijd van Uruguay dat speelde tegen een ander Latijns Amerikaans elftal. En dat ik er niets aan vond.
Voor de zoveelste keer ligt een speler op de grasmat. Het duurt eeuwen voor hij overeind wil komen. Een bestraffing wegens spelbederf hangt in de lucht. Een medespeler gaat dwars onder zijn maat liggen in een komische poging deze omhoog te krikken. Wij lachen in de woonkamer om deze idioten.
Ik ben op zoek gegaan naar gegevens om deze herinnering in een breder geheel te kunnen plaatsen. Het moment moet hebben plaatsgevonden op 19 juli 1966. De wedstrijd ging tussen Uruguay en Mexico en eindigde in een gelijkspel: 0-0. Het was een dinsdag, laat in de middag. Vermoedelijk waren we op het land rond de boerderij om aardappelen te rooien.
Op de frontpagina van ons dagblad stond een bericht over het vernielen van legervoertuigen bij een kazerne. De daders waren een werkloze en een kunstschilder. De laatste gaf zichzelf aan en verdedigde zijn daad als een ludieke actie.
Ik heb me afgevraagd waarom wij het werk onderbraken om tv te kijken. Normaliter gebeurde zoiets niet: werk was werk, al brandde intussen de halve aardbol af. De reden zal slecht weer zijn geweest: in De Bilt viel die dag 60 millimeter regen en elders was het nog erger. We moeten daar als verzopen katten hebben gezeten. Waarschijnlijker is, dat ik met mijn vader speciaal van huis langs kwam omdat we op het drijfnatte land toch niet konden werken. Thuis hadden we geen tv en dus keken we in de boerderij.
Denken aan die tijd roept een veelheid aan beelden en andere herinneringen op.
Maanden en jaren zijn door elkaar geknoopt. Wat speelde er nog meer en waarmee hield ik mij bezig? Wie was ik in die tijd?
Uit oude krantenkoppen heb ik opgemaakt dat het nieuws werd beheerst door Provo in Amsterdam en de oorlog in Vietnam. Cals was premier. Lucien Aimar had net de Tour gewonnen. Ik gaf niets om wielrennen. De dagelijkse ritten door de polder naar school vond ik meer dan genoeg.
Veertien jaar was ik, op het snijvlak van kind en volwassene. Ik las de krant, maar spaarde nog lucifermerken. Bewaarde tekeningen uit 1966 tonen een bovenmatige belangstelling voor oorlog. Ik las geregeld stripboekjes uit de reeks Strijd Classics. Hierin werd WO II nog eens overgedaan. Het was een geruststelling dat je de afloop al kende. Misschien verveelde ik me vaak. Of anders ontwikkelde ik mijn aanleg voor depressie, niet onbekend in de familie. Het interesseerde niemand iets.
Mijn algemene gevoel over die tijd toont een grondtoon van leegte en verveling. Wachten op iets dat niet komt. Op 19 juli 1966 leerde ik misschien dat voetballen vervelend kan zijn om naar te kijken. Mogelijk wilde ik zelfs liever op het land aan het werk: iets doen, presteren, mezelf afmatten, een reden tot voldoening opwekken. Alles beter dan zitten draaien op een stoel bij mensen die speciaal voor jou de woonkamer met televisie hebben opengesteld.
Monk
8 juli 2014
(foto: Monk)