Monkwise

columns verhalen fotografie

Van Alckmaer de Victorie

| Geen reacties

Het is van alle tijden: terugkeren naar het landschap van je jeugd. Ik zou het beter achterwege laten, maar een junk weet ook dat shots zijn gezondheid niet dienen en toch gaat hij elke keer in de fout. Bovendien kan ik op geen andere manier hier rondlopen. De herinneringen zijn te pregnant.

De stad Alkmaar. Hier zat ik op school tussen 1968 en 1972. Eerst op de MHDS, de middelbare handelsdagschool, aansluitend de HBS. Ik kwam van de MULO en was 16 jaar. De omweg naar het nirwana van de universiteit en een gebeitelde toekomst werd een martelgang. Het ging almaar bergafwaarts en eindigde in de zogenaamde Koffiehuizen.
Dit waren geen drugspanden, maar hangplekken voor jongeren die niets te doen hadden of zich aan verplichtingen en controle onttrokken.

Welke vormen nemen herinneringen aan en waartoe dienen ze? Om met de laatste vraag te beginnen, denk ik dat herinneringen dienen om structuur aan te brengen in de chaos van dagelijkse indrukken en ervaringen. Het brein is een boekhouder. Afkomstig van een stille plattelandsplek bracht dit een flinke klus mee, vooral omdat ik mentaal minder ben ingericht op ingrijpende veranderingen. Mijn onbuigzaam karakter heeft voor alles veel tijd nodig.

Zonder te willen terechtkomen in een theorie over oplichtende elektronen in het brein, duiken herinneringen bij mij vooral op als bevroren beelden uit een warrige film. Tegelijk wantrouw ik deze bewering, omdat ik vermoed dat het geheugen wordt beïnvloed door de cultuur waarin je leeft. Het brein is meer dan de visuele staalkaart waaruit de hedendaagse cultuur lijkt te bestaan. Bovendien fraudeert het aanhoudend. Het brein is ook een architect.

Vervreemding slaat toe zodra ik de binnenstad betreed. Horden toeristen en dagjesmensen verstoppen de winkelstraten. Het Waagplein is bezet door een theater van kaasdragers. In de grachten drijven rondvaartboten. Kleine schuiten met grote platte kazen laveren hier tussendoor: Noord Hollandse Gouda. Horeca puilt uit etalages en overstroomt de stoepen langs het plein. Ik ken niemand en zou nog in geen jaar iemand herkennen. Mijn geheugen toont een stille stad vol verwaarloosde panden, als heeft men hier de Spanjaarden pas vorige maand verdreven en niet al in 1573.

Via vertrouwde smalle straten ontsnap ik aan het epicentrum van handel en vermaak. Opvallend is het aantal historische panden. Ooit heb ik dit alleszins normaal gevonden.
Nu zie ik het bijzondere ervan en tegelijk de belemmering: hier zou ik altijd in het verleden zijn blijven hangen. Om mijn gelijk te bewerkstelligen, loop ik naar de Paardenmarkt. Hier is onlangs een massagraf ontdekt uit de dagen van de vuige Spanjool Alva.
Toen ik veertig jaar geleden vertrok, had ik schoon genoeg van deze stad. Hier was ik geland omdat mijn moeder van mening was dat ik door scholing op een hoger plan gebracht moest worden. Het was een tijd waarin van alles gebeurde en ik dreef af naar een marginaal leven, uiteindelijk slechts overeind gehouden door normen uit een wereld waaruit ik al verdreven was. Slenterend door de stad voel ik opnieuw de afkeer, de benauwenis, het vermoeden dat alles verkeerd zal aflopen.

Herinneringen hangen samen met emoties, sensaties die je ondergaat. Misschien is het wegens de erosie van indrukken, dat je in de loop der tijd steeds slechter onthoudt. Het doet er allemaal veel minder toe, maakt minder indruk, wordt gedempt door de overtuiging van betrekkelijkheid.

Achter de ruiten van winkels die allang een andere bestemming hebben, ontwaar ik stilgezette beelden van destijds: ik sta in mijn handen met een blinkende nieuwe uitlaat voor mijn brommer, bedoeld om de snelheid te verhogen; ik steek een boek van De Sade onder mijn jas omdat ik geen geld heb om het te kopen; ik zie een onmogelijk mooi meisje dat Margriet heet en alleen onzin uitkraamt; ik ga op in het dreunen van een oude stadsbus en besef dat ik honger heb. Het is allemaal lang geleden. Wie toen leefde, is nu oud of dood. Ik reis in het archief van mijn brein. Wat ik vandaag om me heen ervaar, vervliegt terwijl ik er deel van uitmaak.

Ik besluit door te lopen naar mijn oude school. Vanaf de brug over de stadssingel neem ik een straat met mooie huizen, ongetwijfeld gebouwd voor lokale notabelen, de onderstukken vernield door de middenstand. Hier ergens ging een vriend onderuit op het wegdek. Soms herinner ik mij iets waar ik niet bij was, maar indruk maakte en een eigen leven ging leiden.

Bij de oude watertoren slaat mijn stemming definitief om. Nieuwbouw staat op een plek waar een tot Koffiehuis omgebouwd koetshuis stond. Door een lesrooster met onverantwoord grote tijdsgaten werd dit een opvangadres: eerst voor een uur, daarna een halve dag en later 6 weken aaneengesloten in een luchtbel van gestolen vrijstelling. Alleen de watertoren resteert als tastbaar bewijs. Onverminderd is de notie van een problematisch leven. Destijds maakte het mij weinig uit te leven of dood te zijn: niet wegens een morbide cultivering, maar uit weerzin en ontgoocheling.

Nu ik toch hier ben, loop ik maar door. De school is immers nabij. Onder het betonnen viaduct wacht ik tot boven mijn hoofd een trein passeert. Het geluid doet mij niets. Ik zat vroeger nooit in een trein. Ik verplaatste mij te voet, op de brommer en liftend. Er zijn honderd beelden en ik wil niet kiezen. Mijn herinnering reflecteert de chaos van toen ik ook al onhandig was in het vak boekhouden. Mede hierdoor zakte ik voor de eindexamens, waardoor mijn leven tenminste tijdelijk een andere wending nam.

Het schoolgebouw staat goeddeels leeg en valt op door zijn bescheiden omvang. Ik loop er langs, registreer dat er geen ramen tussen de lange gang en de lokalen zijn, zelfs geen venster in de deuren. Ik heb moeite concrete herinneringen te vinden. Het is meer een algemene dreiging van onveiligheid, de tegenzin hier te zijn en een nog sterkere aversie om huiswaarts te keren. Daarbij nog het opkomende onweer van de militaire dienstplicht, waar ik nog meer beknotting in vermoedde. Als er een dominante herinnering is, dan de drang om te vluchten. Vanuit een bepaald lokaal kon ik mijn brommer zien staan onder een afdak van golfplaten. Ik had wel altijd kunnen rijden, zonder doel of bestemming, ver weg van alles en Alkmaar.

Monk
30 juni 2014
(foto: Monk)

Print Friendly, PDF & Email

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.



De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.