HOOFDSTUK I
Begin december 1972 vindt Reindert een nauwkeurig uitgeknipte advertentie op zijn schrijftafel. Het betreft een vacature! De Koninklijke Verkade Fabrieken N.V. te Zaandam spreken haar behoefte uit aan een junior duizendpoot, die ten kantore routes zal uitzetten voor de chauffeurs van vrachtwagens met heerlijke koekjes, beschuitrollen en theelichten! Een landelijke keten van winkels wordt op deze manier wekelijks bevoorraad.
Juist terug van een middagje rondhangen in de stad van zijn voormalige school, voelt Reindert dadelijk walging en dreiging. Onmiddellijk begrijpt hij, dat de advertentie is neergelegd door Moeder. Zij had er daarnet in de woonkamer iets over kunnen zeggen, maar dit is niet gebeurd. Nu is hij in zijn eigen kamer en moet, om te kunnen reageren, de trap weer afdalen. Reindert heeft geen zin in discussie.
Hij zet zijn radio aan, schuift aan het bureau en steekt een sigaret aan. Steeds vaker doet hij dit zonder rekening te houden met het verbod om te roken, al helemaal in huis.
Hij inhaleert diep, houdt de rook vast tot hij draaierig wordt en blaast uit via zijn neusgaten. De boodschap is duidelijk en zelfs voor Reindert ergens begrijpelijk. Nu hij is ontsnapt aan de militaire dienst en de weg naar de gemeentelijke secretarie heeft gevonden om wekelijks steungeld te halen, ligt ingrijpen van buitenaf voor de hand. Je kon erop wachten.
Radio Veronica tettert simpele deuntjes de ether in. Afgezien van een behoorlijke band als Creedence, is het algemene muziekniveau gaandeweg afgezakt. Zo staan The Osmonds bovenaan met Crazy Horses, door Reindert vertaald als Knettergekke Paarden. Andre van Duijn trakteert de bevolking op Het Bananenlied. De inspirerende vraag luidt Waarom zijn de bananen krom? In de Koffiehuizen van de stad weten de bezoekers het antwoord: omdat de genotspier ontbreekt. Plat en flauw, maar dat is Van Duijn zelf ook. En wat te denken van het domme liedje van Bonnie St. Claire: Clap your hands and stamp your feet? Het prijkt allemaal in de Top-4. Aan het einde van een hoopvol tijdperk vol geweldige ontwikkelingen zinkt het land terug in een moeras van middelmaat. Reindert denkt er het zijne van.
Het komt door de TV. De mensen willen geen muziek, maar vermaak.
Hij schakelt de radio af en neemt andermaal een flinke haal van zijn sigaret. De vacature op het werkblad voor zijn neus is bepaald dwingend.
In de bus naar het kantoor van een fabriek! Elke dag van de week. Ik kan niet geloven dat dit heel lang zal duren.
Dat hij bevrijd is van huiswerk voor school is een opluchting. Nooit meer hoeft hij een boekhoudbalans in orde krijgen, of zich druk te maken over de sores van een fictieve handelaar in motorolie. Een druk van jaren is weggevallen, net als de mogelijkheid je ertegen af te zetten.
Zo gewen je aan het leven in de gevangenis. Kom je vrij, dan heb je geen idee wat te doen.
Onwillekeurig blijven zijn ogen haken aan de schrijfmachine, overgenomen van een schoolvriend.
Schrijven, aantekeningen maken van wat er allemaal gebeurt. Ik zou voor een krant moeten werken. Waar worden die eigenlijk gemaakt en wat heb ik hen te bieden?
Hij leest de tekst nog eens door en zeeft er de kernwoorden uit: enthousiast, inzet, mogelijkheden, prima, vanzelfsprekend. Welke idioot kan zoiets bedenken over een bestaan dat verwijst naar sleur en verveling tegen een minimaal salaris?
Ze hebben erover vergaderd en zich een ongeluk gelachen. Of nee, ze hebben een standaard tekst in de kast liggen. Bel jij die onzin even door naar de krant, Kees?
Balorigheid rijst in hem op. Hij kan een sollicitatiebrief sturen in bewoordingen die al even overtrokken zijn: geschenk uit de hemel, de geknipte gast voor de job, deel uitmaken van dit prachtige bedrijf, altijd al een fan geweest van Lange Vingers.
Zijn stemming begint snel te dalen.
Nadenken over een leven na de schoolgang heeft hij nauwelijks gedaan. Voornamelijk is hij bezig geweest met ruzie maken, ontsnappen en overleven. Zonder het zichzelf uitdrukkelijk te verwijten, weet hij wel dat hij de bestaande situatie minstens deels aan zichzelf heeft te danken. Wat kan er terechtkomen van spijbelaars en querulanten? Waarom zet je dikke moeilijke boeken van Kafka en Henry Miller op je examenlijst, als je ook met flutboekjes van Camus en Brecht wegkomt? Een oneliner van WF Hermans valt hem in: ik heb niets, maar van alles genoeg. Hij drukt zijn sigaret uit en steekt meteen een nieuwe op. Met het verwerven van een kleine bijstandsuitkering heeft hij in ieder geval genoeg rookwaar. Een scherpe tik tegen de buitenmuur trekt zijn aandacht, maar buiten is niets opmerkelijks te zien. Achtertuinen en woonhuizen vormen roerloze objecten in zijn blikveld. Daar woont de burgerij die gestraft is met werk. Reindert wendt zijn blik af, maar wordt dan toch verrast. Precies voor zijn venster verschijnt het hoofd van Vader, gevolgd door een deel van de romp. Vader knikt zijn zoon kort toe, om meteen de aandacht te verleggen naar het houtwerk rond het glas. De juiste naam schiet Reindert aanstonds te binnen: Benarolie. De raamsponningen van het hele huis zijn van tropisch hout gemaakt en moeten eens in de paar jaar worden voorzien van een nieuw laagje bescherming. Het hoofd van Pa Reindert zakt uit beeld, ongeveer als dat van Jan Klaassen in een poppenkast.
Vader zou mij kunnen vragen het houtwerk te schilderen. Dan hoeft hij niet de ladder op met zijn stramme benen. Maar hij vraagt niets. Eigenlijk besta ik niet meer.
Onwillekeurig drijven Reinderts gedachten terug in de tijd, naar een moment waarop hij voor het grote venster van de woonkamer in het oude huis staat. Het is zomaar een namiddag in een willekeurige week. Reindert kijkt eigenlijk nergens naar, als zijn blik ineens wordt getrokken door een man die uit het niets bovenop de dijk verschijnt. Voor hij zich kan afvragen wat die man daar te zoeken heeft, verschijnt een tweede, een derde en nog anderen. Moeder is ook in de woonkamer en komt naast hem staan.
“Ken jij die mensen?”
Een vraag die alleen Moeder kan bedenken. Hoezo zal Reindert mensen kennen die plotseling vanachter de dijk verschijnen en samenklonteren?
“Het lijkt wel of ze uit de ringvaart komen”.
Zo is het precies. De groep daalt het dijk pad af en blijkt drijfnat. Moeder laat de onverwachte bezoekers in de keuken, niet in de woonkamer. Vader komt uit de schuur. Snel wordt duidelijk wat er aan de hand is: een personeelsbusje van de Koninklijke Verkade is voor het huis van de weg geraakt en in de ringvaart gereden. Gelukkig is niemand gewond en konden allen het busje verlaten via de schuifdeur aan de zijkant. Het busje is razendsnel gezonken, zelfs helemaal onderwater verdwenen.
De politie wordt gebeld. Reindert, door de drukte in de keuken naar de hal verdreven, volgt wat Vader aan de telefoon zegt. Deze hangt aan de muur bij de trapopgang. Je moet met 1 voet op de onderste traptrede staan om er goed bij te kunnen.
Pa Reindert belt ook de Fabriek, maar van de werkgever valt geen hulp te verwachten. Er zijn geen andere busjes beschikbaar voor personenvervoer. Er zit niets anders op dan de drenkelingen zelf naar huis te brengen, een tocht door half Noord-Holland.
Ik ging op de dijk kijken toen een kraanwagen arriveerde. Ergens hoopte ik dat er toch iemand was verdronken. Dan had ik op school meer te vertellen.
Reindert staat als verstard. Het is hij afdaalt in een archief om er nauwkeurige gegevens uit te peuren.
Vader was opgelucht, omdat hij juist die middag verkeersborden van slipgevaar in de berm had geplaatst. Er lag klei op de weg, van tractorwielen afgevallen. Een politieagent ging kijken of dit klopte. Die kerel leek zich af te vragen of Vader de borden niet achteraf snel had geplaatst.
Naderhand komt er een mannetje met een rood gezicht langs. Deze wordt wel tot de woonkamer toegelaten. Hij brengt een feestblik vol koekjes van Verkade mee.
Moeder mag vertellen hoeveel werk ze aan al die natte handdoeken heeft gehad. Zodra hij weg is, kijken we wat er allemaal in het blik zit. Bij de thee serveert Moeder ons een biscuitje uit de eigen trommel. De zojuist gekregen koekjes worden bewaard voor de zondag.
Een paar dagen voor het sollicitatiegesprek reist Reindert met Moeder in de lijnbus naar de stad van zijn school. Hier moet passende kleding worden gekocht. Deze is hard nodig, want hij loopt erbij als een verlopen hippie. Wie betaalt, bepaalt: met een nijdig gezicht zoekt Moeder uit wat haar zoon zal dragen. De operatie voelt aan als een eindoffensief. Onwennig en desolaat sjokt hij achter haar aan naar winkels waar hij gedurende drie schooljaren zelfs nooit in de etalage heeft gekeken. Het zijn kloeke zaken, met een degelijke tijdloze mode waaraan de jongerencultuur voorbijging. Kortom: de moeite waard om binnen te stappen. Moeder kiest een paar stevige schoenen, een pantalon in de kleur leisteen en een groene winterjas van ongehoord gewicht, een zogenaamde jagersjas. Het enige wat Reindert bereikt, is het afhouden van een spencer, een vreselijk kledingstuk waarin alleen idioten willen rondlopen.
“Dit zijn de laatste kleren die ik voor jou heb gekocht”.
Moeder is gechoqueerd door het eindbedrag en spreekt dit gewoon uit bij de kassa. Haar woorden klinken vijandig, maar de verkoper vertrekt geen spier.
Op straat vervolgen ze hun weg langs een gezellige muziekzaak, een intieme boekhandel met aanbiedingen voor de naderende feestdagen en zelfs langs één van koffiehuizen waar Reindert wekenlang in ledigheid heeft doorgebracht.
Ze moesten mij eens zien. Ik loop erbij als Rinus van der Lubbe.
Dat is een communistische halfblinde metselaar, in 1934 door de nazi’s onthoofd omdat hij de Rijksdag in Berlijn zou hebben aangestoken. Moeder beent voort. Ze loopt alsof het leven een miserabele opdracht is. Zonder iets te hebben gedronken, laat staan zich aan een gebakje te hebben vergrepen, rijden ze met de bus naar huis. Hier heeft Henny een gezellige pot thee gezet.
De te volgen strategie wordt nog eens doorgenomen. Welke vragen kan je tijdens een sollicitatiegesprek verwachten? Hoe belangrijk is de eerste indruk?
“We kunnen het Vader vragen”.
Reindert heeft niet de bedoeling om cynisch te doen, maar het moet welhaast zo klinken. De sollicitatie van Pa Reindert bij de secretarie was immers een farce, een voorgebakken toneelvoorstelling, de afronding van een rit op de kruiwagen van, ja van wie eigenlijk? Wie is Vader ter wille geweest en tot welk doel?
“Ga maar leuk doen wanneer je daarginder werkt. Je komt er snel genoeg achter dat niemand jouw geintjes zal waarderen”.
Moeder heeft er kijk op. Zij heeft na haar trouwdatum nog geen uur buiten de deur gewerkt. Moeder heeft haar personeel, al zal ze hiertoe de kat moeten trainen.
“Jij bent in staat om iedereen binnen de kortste keren tegen je in te nemen”.
“Van wie zou ik dat toch hebben?”
Moeder geeft wijselijk geen antwoord. Met kennis van zaken bekijkt ze de nieuwe kleding en verlangt dat Reindert alles aantrekt. Henny blijft zitten, maar wendt wijselijk haar hoofd af.
Misnoegd voldoet hij aan de opdracht, trekt broek en schoenen aan, plus de jagersjas. Uit ergernis zet hij hiervan de kraag op alsof het binnen bitterkoud is.
Ik ben Jaap de Kermisaap. Op commando spring ik naar lekkere banaan.
Het scheelt weinig of hij gaat bekken trekken of op zijn borst trommelen. Hij mag opkrassen naar zijn kamer. De kleding blijft achter, om aan Vader te tonen. De aanschaf is een ware aanslag op het huishoudgeld.
Zonder aan het avondlijke tafelgesprek deel te nemen, eet hij zijn boterhammen, vertrekt opnieuw naar zijn kamer en gaat ruggelings op bed liggen.
Het gaat stormen. Alles loopt op z’n einde. Nog even en ik sta op straat.
Vermoeid komt hij overeind en schakelt de radio in. Het is nog vroeg in de avond en het uitgezonden repertoire mist nog altijd kracht of inhoud.
Ik krijg een baan. God, beware me. Ik begeef me in de maatschappij van meelopers en eigenheimers, ezels die de hele dag denken hoe ze een meisje kunnen neuken en intussen tijd verdoen met domme klusjes.
Hij negeert het roepen van Moeder onderaan de trap. Tegenwoordig kan je ook boven blijven ingeval je naar de wc moet, dus is er geen reden meer om deze dag nog naar de benedenetage te gaan.
Een baantje levert geld op. Daarmee kan ik het huis verlaten. Waar moet ik naartoe?
Interessante vraag of beter: het aanroeren van een ongehoorde optie. Nu hij is afgekeurd voor de militaire dienst en er heilig van overtuigd is de geboden baan te krijgen, kan hij straks wonen waar hij wil. Hierover heeft hij nooit nagedacht, zoals eigenlijk geen enkel onderwerp over zijn toekomst ooit aan de orde kwam. Wonen in Zaandam trekt hem totaal niet, al kent hij de stad alleen van avondbezoek aan cafés en een enkele keer de bioscoop.
Ik wil gewoon naar huis, naar de dijk, het erf, de schuur, de wind en de wolken.